De ambtenaar was ooit de belichaming van Nederlandse idealen als soberheid, dienstbaarheid en bescheidenheid. Nu baart de dienaar van de samenleving opzien met exorbitante salarissen, gegoochel met bonussen, curieuze onkostenvergoedingen en luxe kantoren. Topambtenaren heten plotseling zakkenvullers en graaiers te zijn. “Ik schaam me dood voor dat arrogante, zelfvoldane zootje directeuren.”
Zonder charme was het werken bij de overheid nooit. De zekerheid van een vaste betrekking, een goede oudedagsvoorziening, regelmatige werktijden: de ambtenaar had alles waarvan zijn ouders ooit zeiden dat het belangrijk was. Het werk was misschien niet opzienbarend, maar wel belangrijk.
Een ambtenaar moest dienstbaar zijn, bescheiden, spaarzaam, de onzichtbare ruggengraat van het land. “Dat is veranderd”, zegt Anton Zijderveld, hoogleraar sociologie en ‘CDA-ideoloog op afstand’. Met een lichtelijk overslaande stem, vertelt de hoogleraar dat hij op het stadhuis een gemeentesecretaris tegenkwam die sprak over ‘mijn concern’.
“Wat is de gemeentesecretaris dan?”, vraagt Zijderveld zich af. “Een captain of industry? En wij, de burgers, zijn cliënten. Wat een onzin. Alsof we naar een concurrent kunnen als we ontevreden zijn. Ik vind dat ziek, die volstrekt misplaatste dominantie van het marktdenken binnen het ambtelijk apparaat.”
Het oude Nederlandse adagium ‘doe maar gewoon…’ lijkt inmiddels niet meer van toepassing op de topambtenaren. De incidenten volgens elkaar in hoog tempo op. Directeuren van het uitkeringsinstituut UWV die 19,2 miljoen euro uittrekken voor een verbouwing van de directieruimte, inclusief nieuwe toiletten, een marmeren vloer (‘natuursteen’, aldus de directeuren) en een aparte directielift.
President Wellink van De Nederlandsche Bank die bovenop zijn jaarsalaris van 400.000 euro ook nog een jaarlijkse pensioenbijdrage van 240.000 euro voor zichzelf ritselt. Een directeur van het Rotterdamse Havenbedrijf die een salarisverhoging van bijna 300 procent bedingt en buiten de gemeente om een bankgarantie van 180 miljoen euro verstrekt aan een louche zakenman.
Topambtenaren van Economische Zaken die te pas en te onpas bonussen ontvangen. Een directeur van een Hogeschool in Rijswijk die voor 800.000 euro aan onkostenvergoedingen incasseert. Topambtenaren van het ministerie van Onderwijs die trucs gebruiken om in een hogere salarisschaal te komen en voor 52.000 euro aan taxiritjes declareren.
Uit de bijna onuitputtelijke reeks akkefietjes stijgt het beeld op van een ‘glamourambtenaar’, die geen onbehagen voelt om met gemeenschapsgeld heel goed voor zichzelf te zorgen. Zijderveld vindt de pretenties van topambtenaren waanzinnig en belachelijk.
“Het is iets van de laatste tien jaar, afgekeken van het bedrijfsleven. Ik vind het zeer zorgwekkend, want het gezag van de overheid brokkelt af.” “De rest van de samenleving kijkt met grote verwondering naar dit soort zaken. Ik zelf ook. Ik heb meegemaakt dat een college van bestuur van een universiteit voorstelde om de eigen salarissen te verdubbelen. Vonden ze heel normaal.”
De Amerikaanse historicus en Nederlandkundige James Kennedy, volgt de affaires eveneens met verbazing. Hij vindt de opkomst van de glamourambtenaar bovenal een teken dat het gelijkheidsideaal niet meer leeft bij de elite. De topambtenaren zijn ervan overtuigd dat ze een topsalaris verdienen, omdat ze beter, slimmer en capabeler zijn dan anderen.
“Bescheidenheid en zuinigheid zijn geen cultuuridealen meer, dat is wel duidelijk”, zegt Kennedy. “In de rest van de samenleving wringt dat. Daar bestaat nog steeds een enorme afkeer tegenover patserigheid en poenerigheid. De onvrede is groot, omdat ambtenaren in Nederland een veel hoger aanzien hebben dan in de VS. Ze behoren dit niet te doen.”
Het gedrag van de topambtenaar zorgt voor fricties binnen het ambtelijk apparaat. Klokkenluiders binnen het ministerie van Onderwijs schreven een brandbrief aan de Tweede Kamer over het ‘graaien uit de ruif van gemeenschapsgeld’. Bij De Nederlandsche Bank bestond er onvrede over de riante pensioenregeling voor de drie hoogste directeuren, zeker omdat het laagst ingeschaalde personeel er een paar procent op achteruit ging.
Een anonieme medewerker ‘E.J.’ van het UWV laat op een internetforum weten zich kapot te schamen voor het ‘arrogante, zelfvoldane zootje directeuren’. “Bij een organisatie als UWV (en bij elke organisatie die met publiek geld/premiegeld/belastinggeld werkt) past een zekere nederigheid, soberheid en bescheidenheid. Dingen die niet voorkomen in het vocabulaire van Joustra (de toenmalige directeur, red.) en consorten.”
De reactie van de politiek is voorspelbaar. De Tweede Kamer roept dat het niet kan en niet mag. De verantwoordelijke minister belooft dat het niet meer zal gebeuren. “Ketelmuziek uit de Kamer”, verzucht hoogleraar bestuurskunde Arthur Ringeling. “Die maakt geen enkele indruk meer.”
Ringeling, een leermeester van tal van topambtenaren, neemt zijn discipelen nadrukkelijk in bescherming. “Het is simpel. Als je deskundigheid wilt aantrekken, moet je daarvoor betalen. Anders vertrekken mensen naar het bedrijfsleven. Dat is niet overdreven. Het leiden van een ministerie is moeilijker dan het besturen van een onderneming.”
“Ik vind wel dat de beloningen in de publieke sector binnen de perken moet blijven. Zo calvinistisch ben ik ook wel weer, maar dat een topambtenaar minder moet verdienen dan een minister is onzin. Een ambtenaar wordt namelijk uitgekozen vanwege zijn deskundigheid. Een minister niet.”
Het grootste probleem is volgens Ringeling de buitengewoon miserabele kwaliteit van Nederlandse politici. “De politiek is zo onzeker als de pest. Als ze denken dat de bevolking iets vindt, lopen ze daar met z’n allen achteraan.”
Hij constateert dat de politiek zelf een systeem heeft opgetuigd dat een opzwepend effect heeft op salarissen. Er zijn drie types topambtenaren ontstaan. De bestbetaalden werken bij overheidsbedrijven, zoals de Rotterdamse haven en vliegveld Schiphol. Iemand als Gerlach Cerfontaine, directeur van Schiphol, verdiende vorig jaar 662.000 euro (inclusief een lange termijnbonus, een riante pensioenregeling en 11.000 euro voor representatiekosten).
Andere grootverdieners met salarissen die schommelen tussen de 200.000 en 700.000 euro zitten bij het busbedrijf Conexxion, stroombedrijven als Essent en Nuon, ziekenhuizen en woningcoöperaties.
Een niveau lager zitten de ambtenaren van de zelfstandige bestuursorganen – de zbo’s – zoals De Nederlandsche Bank, de beurswaakhond AFM, de Informatie Beheer Groep en het Kadaster. Ook daar kunnen de salarissen oplopen tot 400.000 euro. De derde categorie bestaat uit topambtenaren van de departementen in Den Haag. Die verdienen ‘slechts’ zo’n 130.000 euro.
Het gevolg van de verschillende categorieën is dat niemand tevreden is. De topambtenaar van een ministerie vraagt zich af, waarom een ambtenaar van een zbo duizenden euro’s meer verdient. De ambtenaar bij een zbo begrijpt niet waarom een ambtenaar van een staatsonderneming tonnen meer incasseert en de ambtenaar bij een overheidsbedrijf is verbolgen dat een topmanager in het bedrijfsleven veel hoger gewaardeerd wordt. “Iedereen vergelijkt zich met iedereen in dit kleine landje”, zegt Ringeling. Het is de politiek die orde op zaken moet stellen, maar er is een gebrek aan moed, constateert Zijderveld, die als voorzitter van het Forum voor Democratische Ontwikkeling premier Balkenende adviseert over normen en waarden. “Ik ben teleurgesteld in Balkenende. Dit is nou echt een CDA-onderwerp, een onderwerp waar het waarden- en normendebat concreet kan worden.
“Als je het steeds over een verantwoordelijke samenleving hebt, dan moet je het niet alleen over de burgers hebben, maar ook over de verantwoordelijkheid van ministers voor hun ambtenaren en voor alles wat daar in die top gebeurt. Begin in de publieke sector: stel de salarissen voor topambtenaren vast, schaf bonussen in de publieke sector af, zeg duidelijk waar de minister verantwoordelijk voor is.”
“Topambtenaren maak je duidelijk: dit is de norm, dit is onze cultuur. Wil je meer verdienen, dan ga je maar ergens anders naar toe. Balkenende durft dat niet aan. Zoals Kok meeging met het liberalisme, zo gaat hij mee met Zalm. In zekere zin is dit kabinet net als Paars een liberaal kabinet, waar het marktdenken nog steeds overheerst.”
Door Frank Hendrickx
Artikel uit BN/DeStem van 08-10-2004