Nu de Franse socialisten zich hebben uitgesproken voor de “Europese grondwet” is het wellicht toch nuttig nog weer eens te memoreren, wat die “grondwet” eigenlijk zo’n beetje inhoudt. Zoals we voorheen zagen, gaat alleen deel II “Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie” over de grondrechten.
De andere delen gaan over:
-Doelstellingen van de Unie
-Beleid en werking van de Unie
-Algemene en slotbepalingen van de Unie.
Uit de Preambule van het Handvest van de grondrechten dus: “Het genot van deze rechten brengt verantwoordelijkheden en plichten mede jegens de medemens, jegens de mensengemeenschap en jegens de toekomstige generaties.”
Laat ik nou toevallig geleerd hebben, dat klassieke grondrechten in die zin geen rechten zijn, dat ze zouden steunen op andere rechten, maar daarentegen garanties geven voor de uitoefening van individuele vrijheden en bescherming bieden tegen optreden van de staat.
Wat zijn dan die vreemde grondrechten, die zulke verantwoordelijkheden en plichten meebrengt ? Hieronder citeer ik de eerste 10 van die vreemde grondrechten:
1. De menselijke waardigheid
2. Het recht op leven
3. Het recht op menselijke integriteit
4. Het verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen
5. Het verbod op slavernij en dwangarbeid
6. Het recht op vrijheid en veiligheid
7. De eerbiediging van het privé-leven en van het familie- en gezinsleven
8. De bescherming van persoonsgegevens
9. Het recht te huwen en het recht een gezin te stichten
10. De vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst
Het eerste, dat ik mij hierbij afvroeg was natuurlijk, waarom het recht op leven op de tweede plaats komt en niet op de eerste.
Onder de “Toelichting” staat:
“De menselijke waardigheid is niet alleen een grondrecht op zich. Maar ook een grondslag van alle grondrechten. Het beginsel van de menselijke waardigheid is vastgelegd in de preambule van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948.”
Ja, ja. De menselijke waardigheid wordt dus ontleend aan de dode letter van de Universele Verklaring van 1948.
Verderop lezen we: “Hieruit vloeit onder meer voort, dat geen van de in dit Handvest vastgelegde rechten mag worden gebruikt om de waardigheid van anderen te schenden en dat de menselijke waardigheid tot het wezen van de in dit Handvest vastgelegde rechten behoort. Er kan derhalve geen afbreuk aan gedaan worden, zelfs niet als een recht wordt beperkt.”
Mooi. Stel voor ik word mishandeld. Dan treedt artikel II-4 in werking. De toelichting onder artikel II-4 luidt:
“Het recht van artikel 4 correspondeert met het recht dat in het gelijkluidende artikel 3 van het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, aut.) is gewaarborgd: “Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen”. Overeenkomstig artikel 52, lid 3 van het Handvest heeft het derhalve DEZELFDE (capitalen van auteur) inhoud en reikwijdte als voornoemd artikel.”
Terwijl ik mijn beulen deze teksten voorhoud en naarstig op zoek ga naar de tekst van artikel 52, lid 3 van het Handvest van de Verenigde Naties word ik doodgeslagen. Vervolgens treedt artikel II-2 in werking.
Ik heb immers recht op leven ?
En zo gaat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en ook het “Ontwerp-verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa” maar door, 150 pagina’s lang.
Dood aan die Unie.