Bij het lezen van reacties op de geplaatste artikelen, kwam ik de volgende reactie tegen.

“Zelfs al zou de meerderheid van de uitbaters van kinderdagverblijven te goeder trouw zijn, reken maar dat er zonder toezicht (of de dreiging van toezicht) veel tussen zouden zitten die het echt niet zo nauw met de veiligheid zouden nemen als dat zou betekenen dat ze daardoor meer winst in hun zak konden steken. Die zitten echt niet te piekeren over hun reputatie.”

Laat ik het tegendeel eens illustreren met een waar gebeurd verhaal uit mijn directe omgeving.

In de gemeente waarin ik woon, zijn drie kinderdagverblijven, twee goede en een minder goede. Bij de goede was geen plaats meer en bij de andere wilden sommige moeders hun kinderen niet plaatsen, vanwege diens slechte reputatie. Drie moeders besloten toen om hun kennissen te helpen en in het huis van een van hen ( het grootste van de drie) een kinderdagverblijf op te zetten. Op advies richtten ze een V.O.F. ( vennootschap onder firma) op en gingen naar de gemeente om een vergunning aan te vragen. Er werd hun meegedeeld dat dit wel een tijdje kon duren, maar in afwachting van het verkrijgen van de vergunning mochten ze toch al starten. Ze maakten o.a. de volgende afspraken met de ouders: alleen kinderen tussen de 2 en 4 jaar en elk kind moest eigen speelgoed meenemen.

In het huis waar het kinderdagverblijf werd gevestigd wonen een echtpaar en vier op de middelbare school gaande kinderen. Alle eventueel gevaarlijke voorwerpen werden verwijderd, zodat het risico dat de kleintjes zich konden bezeren tot een minimum werd beperkt. Ze begonnen met 6 kinderen. Het tarief dat zij hanteerden was 30% lager dan de tarieven van de “officiële” kinderdagverblijven. De kinderen en ouders waren zeer tevreden, met als resultaat dat er weldra 10 kinderen in het huis rondhuppelden. M.a.w. zij hadden in een kort tijdbestek een goede reputatie opgebouwd. Maar ondanks diverse gesprekken met de gemeenteambtenaar en de toezegging dat ze gerust door konden gaan, werd de vergunning nog niet verstrekt. U raadt het al!

Op een dag stonden er drie personen voor de deur. Ze kwamen namens de gemeente en stelden zich voor: inspecteur bouw- en woningtoezicht, brandweer en iemand van de voedsel en waren autoriteit en of ze even binnen mochten komen. Na het huis geïnspecteerd te hebben vroegen ze de eigenaresse of ze even tijd had om hun bevindingen mee te kunnen delen.

Normaal duurt het maanden voordat je bericht krijgt, maar nu hadden de heren hun conclusies al ter plaatse getrokken.

Bouw- en woningtoezicht stelde dat volgens het bestemmingsplan hier geen bedrijf gevestigd mocht worden. ( Dat was natuurlijk niet bekend op het moment van de aanvraag van de vergunning) Waarop de eigenaresse vroeg, wat hij onder bedrijf verstond, aangezien er niets aan het pand veranderd was dat de indruk kon wekken dat hier sprake was van een bedrijf.

Jawel, zei de inspecteur. In uw oprichtingsakte staat niet dat u zonder winstoogmerk wilt handelen. Dus wilt u winst maken en dan is er sprake van een bedrijf.

De vertegenwoordiger van de brandweer zei vervolgens; uw bedrijf voldoet niet aan de veiligheidsvoorschriften. Ik zie nergens een bordje dat aangeeft waar de nooduitgang(en) is/zijn en de ruimte is te klein voor zoveel personen. (Net of kinderen van 2 tot 4 jaar kunnen lezen!). Even een toelichting m.b.t. tot het huis. De woonkamer is 12 bij 10 meter ( groter dan het officiële kinderdagverblijf waar 16 kinderen in mogen) heeft schuifdeuren waardoor je direct in de tuin komt. Een brede gang die naar de voordeur leidt en in die gang nog een deur waardoor je in de garage terecht komt. De bovenverdieping is buiten het huis, aan de tuinkant met een trap verbonden. Meer ontsnappingsroutes dan welk officieel kinderdagverblijf of bedrijfspand dan ook.

De eigenaresse vroeg; “Mag ik hier dan wel met mijn gezin wonen? Want het is een behoorlijke bedrijvigheid als mijn kinderen met hun vriendjes en vriendinnetjes hier vertoeven. Geen antwoord.

De inspecteur van de voedsel en waren autoriteit keurde het speelgoed af.

De eigenaresse stelde dat het speelgoed door de ouders zelf was meegenomen, dat in officiële speelgoedwinkels was gekocht, wat inhield dat het speelgoed reeds door de VWA was goedgekeurd anders mochten de winkels het niet verkopen.

Om een lang verhaal kort te maken. De vergunning werd niet gegeven.

Wat bleek na enig onderzoek! De 4 laatste kinderen waren door de ouders van het kinderdagverblijf met de mindere reputatie gehaald en hadden verteld waar ze naar toe gingen. Dat dagverblijf werd door de gemeente geleid en gefinancierd. Toeval dat de vergunning geweigerd werd? Later met tussenkomst van de rechter is alsnog de vergunning verstrekt.

U mag nu u eigen conclusie trekken.