Vaak worden de woorden krediet en geld in een adem genoemd, maar dit is gebaseerd op een verwarring, want beide zijn twee totaal verschillende dingen.
Economen gebruiken vaak zaken als inflatie, deflatie, prijsstijgingen en prijsdalingen door elkaar heen. Dit is in het verleden met opzet veroorzaakt door Keynesianen om verwarring te zaaien en om andere economische studenten een bepaalde denktrant aan te meten.
John Maynard Keynes en zijn nazaten zijn daar wonderwel zeer uitstekend in geslaagd. Tegenwoordig weet niemand meer dat inflatie geen prijsstijging is maar dat dit de stijging van de geldhoeveelheid betekent, terwijl deze omschrijving in de tijd voor Keynes gebruikelijk was in economische kringen. De reden daarvoor is eenvoudig, men wilde de oorzaken en gevolgen van het expansionaire geldbeleid door de centrale banken verdoezelen. Daarom wordt wel de geldhoeveelheid bijgehouden door de centrale bank, maar deze geheel moedwillig losgekoppeld als oorzaak van de consumentenprijsstijgingen, welke laatste dan ‘inflatie’ wordt genoemd en de schuld daarvoor bij ieder ander wordt neergelegd, zoals ‘inhalige’ vakbonden, ‘profiterende’ ondernemers, OPEC, etc.
Geld was vroeger al het contante geld wat men in de eigen zakken had en krediet werd afgegeven door de centrale bank via de bancaire sector. Tegenwoordig wordt al het contante geld ook M1 genoemd.
Krediet wordt gezien als niet alleen al het contante geld wat voorradig was, maar ook alle monetaire middelen die werden gebruikt voor de financiering van allerlei zaken, zoals hypotheken, obligaties, persoonlijke leningen en bancair krediet. Dit werd aldus M3 genoemd.
In het begin van de vorige eeuw waren alle contante gelden door goud gedekt en was dit het zogenaamde ‘waardegeld’, dus gebaseerd op 100% gouddekking. Krediet afgegeven door de banken was toen gedeeltelijk goudgedekt, dus werd dit ‘fractioneel geld’ genoemd, omdat het maar deels door goud werd gedekt.
In de jaren 20 heeft de bancaire sector onder toeziend oog van de centrale banken in de westerse wereld de kredietsluizen (M3) opengezet, waardoor de gouddekking snel achteruit liep. Dit heeft rechtstreeks geleid tot de grote crisis van de jaren 30, omdat de financiële zeepbellen van de aandelenbeurzen, huizenmarkt en obligaties uiteenspatten. Hierdoor vond er een inkrimping van de kredietmarkt plaats, en de ‘deflatie’ werd een feit. De gevolgen van deze deflatie was mede de inzinking van de producenten- en consumentenprijzen.
Nu dat de inkrimping van de krediethoeveelheid (M3) deflatie betekende was het ook absurd van de centrale banken om te denken dat ze dit tegen konden gaan met een verdere verhoging van het contante geld (M1). De monetairistische economische stroming bezit nog steeds deze foutieve redenering. Het enige gevolg van de stijging van M1 was dat de prijzen van essentiële consumentenproducten omhoog gingen, maar het niet kon voorkomen dat de waarde van de aandelen, huizen en obligaties daalden. Dit heeft men in de jaren 30 kunnen ontdekken en tevens Japan heeft dit duidelijk aangetoond in de jaren 90 dat zo’n beleid niet werkt en alleen de crisis kan verlengen en verdiepen.
In dit decennium hebben we met de zelfde problematiek te maken en weer maakt men ook de fout als in de jaren 30 in het westen en de jaren 90 in Japan. Men probeert de deflatie te stoppen d.m.v. het opvoeren van het contante geld, zowel in de Verenigde Staten als in de euro-zone. Beide zijn gedoemd te mislukken, omdat de kredietsanering (lees: schuldsanering) plaats moet hebben, alvorens de crisis het hoofd kan worden geboden. Zonder deze kredietsanering of deflatie blijven de westerse economieën in een crisissituatie zitten en is er geen enkele hoop op verbetering van de situatie. Helaas heeft dit soort gedachtegoed nog niet plaatsgevonden bij de centrale bankiers en politici.
https://www.vrijspreker.nl/b…
https://www.vrijspreker.nl/b…
https://www.vrijspreker.nl/b…
https://www.vrijspreker.nl/b…
http://www.libertarian.nl/N…
http://www.libertarian.nl/N…