In 2003 werden vele ondernemers verrast door een factuur van de stichting Reprorecht. Nog nooit van gehoord, nooit iets bij die toko besteld, maar wel een factuur ontvangen. Spookfacturen worden die ook wel genoemd. Klagen bij de stichting Eerlijk Zaken Doen was er niet meer bij, die was inmiddels opgeheven. Nadere bestudering van de factuur leerde mij, dat de stichting Reporecht voortgekomen was uit een nieuw stukje wetgeving, teneinde bezitters van bepaalde copyrights te vergoeden voor illegaal gemaakte kopieen. Ieder bedrijf kreeg een heffing aan z’n broek, ongeacht of zij zich schuldig maakten aan het overtreden van copyrights.

Op basis van een Nipo enquete had de stichting becijferd welk bedrag ieder bedrijf zou moeten betalen. Mijn bedrijf werd in de categorie bedrijven tot 50 werknemers geschaard en aangeslagen voor 14.076 kopieen per jaar.

Aangezien binnen mijn bedrijf nauwelijk kopieen gemaakt worden heb ik de stichting Reprorecht een brief gestuurd, waarin in ondermeer het volgende heb medegedeeld:

….”Ik gebruik de aanwezige kopieermachine, die overigens niet is voorzien van een sheetfeeder of enig sorteer- of afwerkmechanisme, slechts voor interne administratieve doeleinden. Van uitgaande correspondentie, zoals facturen en brieven, worden fotokopieĆ«n vervaardigd. Het auteursrecht van deze geschriften ligt volgens mij geheel bij mijn bedrijf. Mijn personeel is uitsluitend in de buitendienst werkzaam en is niet in de gelegenheid om op mijn kantoor kopieĆ«n te vervaardigen.

Het aantal kopieĆ«n dat u uit het landelijk gemiddelde voor mijn onderneming afleidt, te weten 14.076 is zeker een factor 50 te hoog. De op mijn kopieermachine aanwezige teller wijst uit dat ik in de afgelopen 7 jaar in totaal 34.000 kopieĆ«n heb gemaakt; dat zijn er minder dan 5.000 per jaar, hetgeen ook overeenkomt met het aantal interne zakelijke kopieĆ«n van zakelijke originelen waarvan het auteursrecht bij mijn bedrijf ligt. Daarbij moet worden opgemerkt, dat het aantal kopieen als gevolg van automatisering binnen onze bedrijven de afgelopen twee jaar tot een absoluut minimum is gedaald. Naar schatting worden jaarlijks minder dan 1.500 kopieen gemaakt. Om u een indruk te geven van de buitensporigheid van uw schatting, heb ik becijferd, dat om het aantal van 14.076 kopieen per jaar te halen, ik bijna 100 uur per jaar achter het kopieerapparaat zou moeten doorbrengen (klepje open, klepje dicht, druk op de knop, even wachten en weer opnieuw). U kunt zich voorstellen, dat indien ik zoveel kostbare tijd kwijt zou zijn met kopieeren ik de processen binnen mijn bedrijf eens zeer kritisch onder de loep zou moeten nemen. De door u aangevoerde representativiteit van het ‘Veldkamp/Nipo’ onderzoek kan ik blijkbaar gerust met een behoorlijke korrel zout nemen. Hoogst opmerkelijk is ook, dat u ons bedrijf met enkele werknemers in dezelfde categorie schaart als een bedrijf met 49 werknemers.

Ik zou gaarne bereid zijn een lijst bij te houden, voor het onwaarschijnlijke geval er toch eens een keer een kopie van een auteursrechtelijk beschermde publicatie, zijnde voor niet strikt-privĆ© gebruik, in mijn kantoor en ten behoeve van mijn bedrijf gemaakt wordt en conform deze lijst de vergoeding van Ā¤ 0,045 per fotokopie aan het eind van elk boekjaar te betalen. Echter gezien het streven van de overheid om te komen tot een reductie van de administratieve lastendruk lijkt mij dit niet gewenst. Ook heb ik geen enkel bezwaar om mijn recht tot kopieeren van auteursrechtelijk beschermde geschriften volledig op te geven of, indien ik toch kopieen maak, dit direct te verrekenen met de rechthebbende. U ziet het, uw stichting kan ik missen als kiespijn. Ik voel mij niet gehouden aan uw bespottelijke aannames en voel er niets voor om mee te werken aan deze omgekeerde bewijslast. U wilt geld uit mijn zakken kloppen, toon dan ook zelf maar aan dat ik daadwerkelijk auteursrechten verschuldigd ben. Een Nipo onderzoekje is daarvoor niet goed genoeg!

Ik stel voor om de, hierboven door mij aangetoonde, op onjuiste gegevens en valse aannames gebaseerde heffing te laten vervallen.”



Daarna werd het stil. Er bleken namelijk meer bedrijven bezwaar aangetekend te hebben. Zo veel zelfs, dat het de stichting Reprorecht onmogelijk werd gemaakt de heffingen te innen.

Helaas blijken er in dit land dan weer werkgevers verenigingen te bestaan zoals MKB Nederland en VNO-NCW, die zich geroepen voelen aan tafel te gaan met de stichting Reprorecht en uiteraard met de overheid, om een ‘oplossing’ uit te polderen. Onlangs ontving ik dus weer een rekening van de stichting Reprorecht over copyrights die ik niet verschuldigd ben te betalen. Fijn zulke belangenbehartigers….