Velen vragen zich af wat de oorzaak was van het gebruik van fiatgeld en de gevolgen daarvan voor de economie en de groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Om dit verder te verduidelijken nemen we als voorbeeld de aanleiding tot de grote crisis van de jaren 30 uit de vorige eeuw.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog gingen alle strijdende partijen over tot het drukken van geld en ontkoppelden hun valuta van de gouden standaard. Deze standaard bestond al sinds het einde van de Napoleontische oorlogen in 1815. Bijna een eeuw bleek dit een zeer succesvolle geldstandaard te zijn, want de economie, tezamen met de industriële revolutie groeide gestaag door gedurende de 19e eeuw.

Dit veranderde drastisch met de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog. De gouden standaard werd zogezegd ’tijdelijk’ verlaten omdat de oorlog moest worden gefinancierd. Dit kon men niet met normale belastingen doen, omdat dan de weerstand in de oorlogvoerende landen dan groter zou worden en dit de bereidheid om deze oorlog voort te zetten zou ondermijnen. De regeringen besloten daarom dat het beter was om extra geld te drukken, met als consequentie dat de gouden standaard werd opgeschort. Dit gedrukte geld bezat geen enkele waarde en wordt daarom ook ‘fiatgeld’ genoemd, omdat het ‘gefiatteerd’ werd door de centrale banken. De oorlogsindustrie breidde zich enorm uit vanwege dit fictieve geld. Het wekt daarom geen verbazing dat in alle landen grote prijsstijgingen te zien waren als gevolg van deze oorlogsinflatie, prijzen die op hun beurt weer werden onderdrukt door allerlei prijsstops via overheidsdecreten.

Na de Eerste Wereldoorlog moesten de schulden worden gesaneerd, die werden gemaakt door de oorlogvoerende landen. De meeste landen gingen terug naar een vorm van nieuwe ‘gouden standaard’, maar sommige landen besloten helemaal niet meer terug te keren. Groot Brittanniè en Duitsland bijvoorbeeld probeerden de oorlogschulden te laten verminderen via het voortgaande gebruik van de drukpersen. Als resultaat ervaarde de Weimar Republiek een hyperinflatie begin jaren 20, waardoor de Rijksmark binnen een paar jaar een fractie van haar oorspronkelijke waarde had. Groot Brittanniè daarentegen kreeg ook te maken met enorme prijsstijgingen als gevolg van deze inflatie, ofschoon de Engelsen de Amerikanen wisten te overtuigen in 1925 om mee te ‘inflateren’. Montegue Norman, directeur van de Bank of England, wist de Federal Reserve-voorzitter Benjamin Strong over te halen om de drukpersen gelijke tred te laten houden met de Engelse centrale bank. Hierdoor hoefde er namelijk geen uitwisseling plaats te vinden van goudvoorraden, welke in het verleden nodig was om de valuta periodiek te laten balanceren ten opzichte van elkaar.

Bovendien werden de gouden munten uit de circulatie gehaald in beide landen, waardoor men via het creèren van papiergeld de markt kon overladen met fiatdollars en -ponden. Het resultaat was dat de oorspronkelijke vooroorlogse volledige gouden standaard werd vervangen door een gedeeltelijke gouddekking oftewel een fractionele gouden standaard. Goud als monetair middel werd in feite vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog niet meer gebruikt voor de dagelijkse economische transacties.

Andere, voornamelijk Centraal- en Oost-Europese landen hadden hun valuta gekoppeld aan het Britse pond sterling en men noemde dit de goudwisselstandaard, omdat men dacht dat het Britse pond nog steeds volledig gekoppeld was aan goud. Ook hun valuta hielden dus gelijke tred met de papiergeldexpansie van Groot Brittannië en ondervonden soortgelijke prijsstijgingen als gevolg daarvan.

Vanwege deze behoorlijke kredietexpansie in de gehele westerse wereld groeiden de economieën van alle landen enorm, met name in Amerika, waar zowel de huizen- als de aandelenmarkt tot ongekende hoogten stegen. De wereldhandel breidde zich gestaag uit en Duitsland kon na het hyperinflatie-debacle van 1923 weer volop op de Amerikaanse markt kredieten verkrijgen om hun economie op te vijzelen. Dit laatste werd grotendeels bewerkstelligd vanwege de Amerikaanse achtergrond en de innige connectie met het bankwezen van de toenmalige Duitse Rijksbankdirecteur Hjalmar Horace Greeley Schacht.. Als gevolg van deze kredieten konden de Duitsers voldoen aan hun reparatiebetalingen aan Frankrijk en bovendien hun lokale economie ‘stimuleren’.

Uiteindelijk kwam de onvermijdelijke inzinking in oktober 1929. De Amerikaanse beurs stortte in elkaar en deze krach werd nagevolgd door alle beurzen in de wereld, waardoor plotsklaps de economische groei tot stilstand kwam en de grote crisis van de jaren 30 in alle hevigheid was losgebarsten. Een crisis die in totaal zo’n 10 jaar zou duren tot de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog.

www.vrijspreker.nl/blog/?it…
www.libertarian.nl/NL/archi…
www.libertarian.nl/NL/archi…
www.radix.net/~tarpley/29cr…
www.mises.org/fullstory.asp…
www.fff.org/freedom/1297b.asp

3 REACTIES

  1. Zo zie je wat er gebeurt, wanneer het monetaire beleid in handen van de politieke beleidsmakers komt. Na de val van de Berlijnse Muur heeft Duitsland daadwerkelijk de sterke DM verkwanselt aan politieke Quislings als Helmuth Kohl en zijn kornuiten. Kohl beging de domheid om zijn partij de CDU te corromperen. Hij is later als fraudeur ontmaskerd. Ook de Euro is in feite een fiatmunt, waarvan de "waarde" in hoge mate afhankelijk is van de economische prestaties van de Eurozone en de monetaire politiek van de ECB. Zoals we weten presteren de Eurolanden sinds de oprichting van de politieke Unie in 1992 persisterend ver onder de groei van de wereldeconomie.

Comments are closed.