Wij kwamen een artikel tegen (Het Fininciele Dagblad) van Ria Roerink dat we u vanwege de verwijzing naar “onze” Cincinnatus niet willen onthouden.
Verslaafd aan de politiek *)
Stoppen als kamerlid of minister kan zwaar vallen. Eenmaal de kick van de macht, aandacht en erkenning geproefd, blijft het Binnenhof lonken. Maar is de kiezer gediend met deze verslaving aan de politiek?
‘Verslaafd aan de politiek ben ik niet’, zegt Rob Oudkerk bijna anderhalf jaar na zijn aftreden als wethouder in Amsterdam. ‘Met verslaving heb ik te veel negatieve associaties. Geneeskundig gezien betekent het een lichamelijke behoefte waar je écht niet buiten kunt.’ Maar, geeft de huisarts die naar eigen zeggen nu in zijn ‘politieke sabbatsperiode’ zit, toe: ‘verslingerd aan de politiek ben ik wél.’
Politiek werkt verslavend, daar zijn de spelers zelf van overtuigd. En ook de buitenstaander heeft zijn vermoedens, want hoe valt de zoveelste rentree van VVD-coryfee Hans Wiegel en andere oudgedienden anders uit te leggen? De vraag is echter of deze behoefte om in het centrum van de macht te blijven, altijd even gewenst is.
‘Mensen kunnen bezeten raken van het politieke vak’, stelt oud-woordvoerder Richard Matthijsse. Hij werkte zo’n twintig jaar rond het Haagse Binnenhof voor ministers als Bram Peper en Eduard Bomhoff. Matthijsse: ‘Sommigen zien het als een roeping. Maar je ziet dat bewindslieden vooral ook genieten van de ambiance in Den Haag en het bespelen van de media.’ Anders dan in het bedrijfsleven sta je als politicus volop in de schijnwerpers. Het werk is exhibitionistisch. Je staat in het middelpunt van de belangstelling. Politici als Laurens Jan Brinkhorst, Jozias van Aartsen , Gerrit Zalm, Klaas de Vries en Jan Marijnissen draaien bijna hun hele leven mee in Den Haag, en krijgen er geen genoeg van.
Ook nieuwe kamerleden ervaren de aantrekkingskracht van hun werk. ‘Mijn vrienden zeggen dat ik verslaafd ben. Gister zat ik tot twaalf uur in het café met een vakbondsbestuurder om door te praten over een van mijn dossiers, het nabestaandenpensioen. Ik eet, drink en denk politiek’, zegt Pieter Omtzigt, begin dertig en sinds 2002 kamerlid voor het CDA. Hij hoopt zijn zetel te behouden na de parlementsverkiezingen van 2007. Voor zijn collega Frans Weekers van de VVD is het al niet anders. ‘Ik ben wel behoorlijk verknocht. Eenmaal heb ik ervaren hoe afschuwelijk het is als je abrupt moet stoppen’, vertelt hij. Weekers dacht verzekerd te zijn van een tweede termijn, totdat de VVD in 2002 zoveel zetels verloor dat hij er als nummer 29 op de lijst opeens niet meer in kwam. Ook Omtzigt gaat ervan uit dat een eind aan het kamerlidmaatschap ‘flink afkicken’ betekent. ‘Maar je houdt er altijd rekening mee. Voor baanzekerheid zit je hier niet. En tja, de samenstelling van de verkiezingslijst is een duister proces. Dus het is altijd afwachten.’
Hondenbaan
‘Een hondenbaan om van te houden’, noemde VVD-coryfee Hans Wiegel het werk als volksvertegenwoordiger ooit. Over de vraag waarom hij er zo van houdt en zelfs speelt met de gedachte terug te keren, hoeft hij geen seconde na te denken. ‘Dat is het spel om de macht’, zegt Wiegel terwijl hij achteroverleunend zijn sigarenrook uitblaast. ‘Het spel speel je natuurlijk om de knikkers. De inzet van het spel is de invloed voor je eigen groep – in mijn geval de VVD’ers – zo groot mogelijk maken. Maar ik genoot en geniet nog steeds als het spel goed wordt gespeeld.’ Het spel is complex en strategisch, met wisselende tegenpartijen. Het bestaat uit het profileren van je eigen partij, punten binnenhalen voor je achterban, belangen uitruilen, het aftroeven van de oppositie of zo nodig coalitiepartners, het naar de hand zetten van verhalen in de media, het claimen van successen en het verdoezelen van missers.
In tegenstelling tot Wiegel zegt Oudkerk niets te hebben met het spel. ‘Ik heb er een bloedhekel aan. Voor mij moet het echt om de knikkers gaan. De knikkers zijn veel te belangrijk om er een puur politiek spel vol met partijbelangen van te maken. De spelletjes, zoals door mijn partij in de senaat zijn gespeeld bij de gekozen burgemeester, zijn voor mij de krochten van de politiek, de riolen. Bij die spelletjes gaat het niet meer om wat het beste is voor het land, maar wat het beste is voor de eigen partij. Dat is afschuwelijk’.
Het spelelement waar Oudkerk wél verknocht aan zegt te zijn, is de omgang met de media. ‘Polariseren is leuk. Je zegt bijvoorbeeld: “Alle schapen moeten zwart worden geverfd.” Onmiddellijk krijg je twee meningen. Een groep die zegt: Oudkerk is gek. En een groep die zegt: hè, hè wat een goed plan. Er ontstaat reuring, dan gebeurt er iets. Ik ben er altijd heel erg voor dat er iets gebeurt. Het is buitengewoon leuk als media aandacht geven aan iets wat je zegt. Politici die ontkennen dat media-aandacht prettig is, die geloof ik niet.’
Matthijsse onderschrijft dat. ‘Mijn ervaring is dat als je tegen iemand zei: “Je kunt vanavond in het journaal”, dat nooit iemand weigerde’, zegt de oud-mannetjesmaker van het Binnenhof. ‘Ook iemand als Eduard Bomhoff, die thuis geen televisie had, vond het toch prachtig omdat hij van andere mensen hoorde dat ze hem gezien hadden.’
VVD’er Hans Wiegel noemt het beïnvloeden van de publieke opinie via de media of in zaaltjes het echt verslavende onderdeel van het vak. ‘Een paar keer per jaar bel ik met Paul Witteman of Sven Kockelmann en dan zeg ik: “Zouden wij niet weer eens wat leuks gaan doen?” Een vraaggesprek, een kat-en-muisspel. Dan gaat het erom wie is de kat en wie is de muis. Het liefst live en daar gaat ie. Dan ben ik ook op mijn sterkst. Als het goed gaat, dan geniet ik. Daar ben ik wel aan verslaafd.’
Volgens de oud-fractievoorzitter en senator van de VVD is het vergelijkbaar met wat een Wim Kan of Wim Sonneveld voelden als ze op de bühne stonden. ‘Dan gaat het erom niet alleen een verhaal te houden, maar om te merken dat de zaal ook echt geraakt wordt door je verhaal. Mooie spreekbeurten houden is fantastisch. De mensen die komen, zijn een avond uit, zo zie ik dat.’
Machtsfactor
Verslingerd raken aan de politiek is een bekend verschijnsel, zegt Carla van Baalen, directeur van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG). ‘Maar dat wil niet zeggen dat iedereen verslaafd raakt’, stelt de onderzoeker. Er zijn ook mensen die na vier jaar gillend weglopen, of zelfs voortijdig zoals het Groen Links-kamerlid Evelien Tonkens, die sinds 2002 in de Kamer zit maar voor het reces weer terugkeert naar de wetenschap.
‘Sommigen vinden het een vervelend spel of heel moeilijk. Er is een groep die het goed doet. Die is vatbaar voor de verslaving’, zegt Van Baalen. ‘In zijn memoires beschrijft Paul Rosenmöller hoe vreselijk hij zijn eerste periode vindt. Hij gruwt van de spelletjes. Pas nadat hij zichzelf de tijd heeft gegeven, begint het genieten en geeft hij zich over aan zijn rol als dé oppositieleider.’
Verslaving aan het werk als volksvertegenwoordiger of minister is volgens de politicologe psychologisch goed te verklaren. ‘Als je in de politiek zit, het goed doet en volop meedraait in de partij, dan krijg je veel aandacht. De kranten, radio en tv staan bol van wat je zegt. Je mening doet er toe in het debat en in de besluitvorming. Die aandacht vinden mensen heerlijk. En als je het écht goed doet, krijg je ook nog eens erkenning.’
En dan is er nog de pure machtsfactor, waardoor mensen verslingerd raken aan de politiek. Het is heel prettig om in de buurt van de macht te zitten, stelt Van Baalen. ‘Macht hebben, in de buurt van de macht zitten of daar naartoe kunnen schuiven, werkt verslavend. De baas kunnen spelen is een primaire wens van mensen, die bij kinderen al heel erg zichtbaar is.’ De baas kunnen spelen over het land, is het summum van de macht.
Maar de keerzijde van deze bezetenheid van het politieke vak is dat politici te lang blijven zitten. Eenmaal op de troon willen bestuurders of voorlieden van de partij niet zomaar hun plek weer opgeven. Een machtsoverdracht laat in dat geval te lang op zich wachten en gaat dan dikwijls met horten en stoten. Zittende politici willen niet graag dat hun erfenis wordt verkwanseld, maar zien – bewust of onbewust- ook niet graag dat hun werk wordt geëvenaard of zelfs overtroffen. Joop den Uyl heeft wel vier kroonprinsen in het vizier gehad voordat hij het stokje wilde overgeven. Ruud Lubbers maakte na drie termijnen als premier vlak voor de verkiezingen van 1994 de dodelijke opmerking niet op zijn beoogde troonopvolger te gaan stemmen, de nummer één op de CDA-lijst, Elco Brinkman. PvdA-premier Wim Kok had zich zo voorgenomen de opvolging beter te regelen dan zijn voorgangers, maar slaagde daar met de door hem benoemde kroonprins Ad Melkert allerminst in. In sommige landen is daarom de termijn voor het uitoefenen van een politieke functie begrensd, om te voorkomen dat de macht te lang vastkleeft aan het pluche.
Het probleem van politici die te lang blijven zitten, is van alle tijden. Maar het kan ook anders. Bekend is het verhaal over de Romeinse boer Lucius Quinctius Cincinnatus. In 458 voor Christus werd Cincinnatus benoemd door de Romeinse senatoren om de aanval van de concurrerende stam de Aequi te weerstaan. Na de overwinning werd Quinctius Cincinnatus met luid gejuich binnengehaald. Hij had zijn publieke taak volbracht en had het hoogste ambt kunnen eisen. In plaats daarvan legde hij zijn functie neer en keerde terug naar zijn ploeg en zijn os.
Ook in de Nederlandse politiek zijn er – hoewel schaars – voorbeelden als Cincinnatus. Oud-minister van Economische Zaken Hans Wijers bijvoorbeeld, of oud- PvdA-politica Marjet van Zuijlen.
Afkicken
Van Zuijlen zegt ondanks haar succes en daarmee haar verslavingsgeneigdheid nooit ontwenningsverschijnselen te hebben gehad. Integendeel. ‘Ik vond het een enorme opluchting om in de luwte te werken. Mijn enige getuige is mijn echtgenoot, Jacques Thielen. Die had zelf in het begin wel last van ontwenningsverschijnselen na zijn afscheid als wethouder in Nijmegen.’
Zij is zelf niet verslaafd geraakt, omdat de schaduwzijden van het vak halverwege het tweede paarse kabinet zwaarder begonnen te wegen dan de kick van de macht en de roes van het succes. ‘Politiek deformeert je karakter. Je wordt als een prinsesje behandeld, en zo ga je je ook steeds meer gedragen. Mensen hebben je nodig, daardoor word je minder dienstverlenend. Kamerleden zeggen op het laatst afspraken af en vertonen verwend gedrag.’ Verder werd Van Zuijlen getergd door de publiciteit over haar als persoon, in plaats van over haar werk. ‘Er wordt een karikatuur van je gemaakt. Terwijl ik een serieus curriculum had, met twee afgeronde studies en twee boeken op mijn naam, werd ik neergezet als een seksbom.’
Oudkerk is het hartgrondig met Van Zuijlen eens dat mensen in de politiek ‘minder leuk worden’. ‘Ik ben nu een aangenamer persoon’, aldus Oudkerk. Net als Van Zuijlen is ook hij verrast over zijn ontwenning. ‘Ik bleek goed zonder te kunnen. Toen ik net na mijn vertrek in de krant foto’s zag van mijn opvolger Achmed Aboutaleb dacht ik: hé, wat doe je in mijn kamer? Toch heb ik slechts één keer terugverlangd naar mijn positie. Dat was toen Theo van Gogh werd vermoord. Op dat moment dacht ik dat ook heel concreet en heel diep van binnen: verdomme, waarom ben ik er niet bij? Als zoiets dramatisch gebeurt in Amsterdam, wil je iets doen. Het is alsof je club de voetbalfinale speelt en je kunt er als speler niet bij zijn, hoe gek die vergelijking ook is.’
De oud-wethouder heeft inmiddels een weg gevonden om het voor hem aangename deel van het politieke vak – zijn mening ventileren over tal van maatschappelijke thema’s – te blijven doen. Hij is vaste gast in het tv-programma Barend en Van Dorp . Oudkerk is als commentator/interviewer geen uitzondering. Paul Rosenmöller heeft zelfs ‘de luxe’ van een eigen programma. Andere oudgedienden krijgen weer een podium als hun opvolger of hun partij in de problemen zit. Soms zoeken ze de publiciteit ook heel bewust zelf weer op uit ongenoegen met wat er gebeurt in Den Haag of, zoals oud-minister Bram Peper zegt: ‘Als je het beestje kwaad maakt, dan activeer je het.’
De meeste volksvertegenwoordigers of bewindslieden die zijn vertrokken, schurken nog dicht tegen Den Haag aan. Burgemeester en commissaris van de koningin zijn populaire banen onder oud-politici. Een plek in een taskforce, adviesorgaan of in het bestuur van een uitvoeringsinstelling – allemaal benoemd door het kabinet – zijn eveneens geliefd. Zo werd CDA-kamerlid Hans Hillen voorzitter van het College voor Zorgverzekeringen en VVD’er Frank de Grave de hoogste baas van de nieuwe zorgautoriteit.
Oud-politici die in het bedrijfsleven gaan werken, als Hans Wijers bij Akzo Nobel of Dick Benschop bij Shell, zijn een uitzondering. De politiek verruilen voor het zakenleven werd tot voor kort als een soort taboe gezien. ‘Toen ik naar Deloitte ging was daar veel kritiek op. Terwijl er voor mij wel twintig vroegtijdig vertrokken waren om burgemeester te worden. Maar dat was dan minder erg’, vertelt Van Zuijlen.
Weg uit de Haagse politiek betekent allerminst een definitief vaarwel. Het Binnenhof blijft lonken. Laurens Jan Brinkhorst en Hans van Mierlo keerden weer terug, nadat ze afscheid hadden genomen. ‘Na een tijdje begint het dikwijls toch weer te kriebelen’, weet Matthijsse. Een bekend voorbeeld is Jan Nagel. Na zijn carrière in de PvdA werd hij adviseur van Pim Fortuyn. Nu poogt hij Peter R. de Vries aan zetels te helpen voor de verkiezingen van 2007. Aan een politieke loopbaan zit anders dan aan bijvoorbeeld topsport geen houdbaarheidsdatum. De oudgedienden voelen zich soms zelfs fitter dan ooit. En net als bij een verslaving aan drank of sigaretten geldt voor politici dat een herbeleving van de roes de ‘verslaving’ weer kan opwekken. Zoals bij D66’er Jan Hoekema. Het oud-kamerlid en de vice-voorzitter van de partij leidde dit voorjaar het belangrijke D66-congres over kabinetsdeelname. Na deze voor hem succesvolle dag begon het bij Hoekema weer te kriebelen. Hij kon de verleiding niet weerstaan om zich – weliswaar tevergeefs – te mengen in de race om partijvoorzitter te worden.
Comeback
Ook bij Wiegel en Oudkerk kriebelt het. ‘Ik kom terug’, zegt Oudkerk. ‘Als het niet bij de PvdA kan, dan bij een andere partij. Ik ben een sociaal-democraat. Maar de PvdA heeft niet het alleenrecht op sociaal-democraten. Voor mij is de politiek het mooiste vak om zaken te veranderen.’
Wiegel overweegt eveneens een comeback. Hij is bij zijn achterban nog steeds populair omdat hij, zo verklapt hij zelf, op tijd is gestopt. Het geheim is volgens de VVD’er om niet te lang blijven zitten. ‘Altijd ben ik er op het hoogtepunt van mijn succes mee gestopt. Sommige mensen weten niet van ophouden. Maar als je te lang blijft zitten en niet zelf kiest om weg te gaan, doen anderen dat voor je. Niet omdat het beleid de mensen niet langer bevalt, maar omdat het gezicht ze niet meer bevalt. Acht jaar op een zelfde plek is het maximum.’
Op het goede moment afscheid nemen, is nuttig om ervaring op te doen buiten de Haagse arena. Maar het lijkt ook een slimme methode om weer terug te kunnen komen. Zo wil het verhaal dat de Romein Cincinnatus jaren na zijn eerste succes een tweede keer gevraagd is de publieke zaak te dienen. De senatoren deden opnieuw een beroep op Cincinnatus toen hij de tachtig al was gepasseerd. Dat is een veel prettiger vooruitzicht dan de tragiek van een verslaafde die te lang op zijn plek blijft zitten en roemloos het toneel moet verlaten. Wiegel als de nieuwe Cincinnatus? Hij laat die beslissingen over aan zijn kinderen, zegt hij nu. Tot dat besluit genomen is, hangt zijn terugkeer boven de markt, en geniet hij als vanouds van het politieke spel dat hij daarmee speelt.
—————-
*) Het Financieele Dagblad, 18 juni 2005, door Ria Roerink
veni, vidi, vici, foetsie.
Zo als Cincinnatus het deed, dát verdient respect!
(bovendien is het voor politici tamelijk hypocriet om anderen hun verslaving te misgunnen (drugs, snoep, gokken) of onbetaalbaar te maken (rookwaar, drank) terwijl ze zelf hun verslaving cultiveren, betaald nota bene.)
Dit artikel laat mooi zien dat -als er al een parlement nodig is- het maar beter is om het lidmaatschap aan een maximumtermijn te verbinden. Verder is het inkomen dat parlementsleden krijgen veel te hoog. De meesten zullen het nooit waard zijn in het bedrijfsleven, dus is blijven hangen op het parlementspluche extra aantrekkelijk. Dat salaris kan beter worden verlaagd dan verhoogd. Volgens mij hebben ze het in New Hampshire best goed geregeld.
[1] Ook George Washington liet zich inspireren door mensen als Cincinnatus, eigenlijk het republikeinse ideaal, en vertrok na zijn ambtstermijn ook naar zijn boerderij.
Even voor de duidelijkheid; zowel Cincinnatus als Washington ploeterde niet zelf met de handen in de modder, daar hadden ze allebei natuurlijk slaven voor.
Sorry hoor maar wat hebben politici met het dienen van de publieke zaak te maken? Bij Cincinnatus kan ik er nog wel inkomen, alhoewel de publieke zaak van die andere stam was niet echt gediend met de daad van Cincinnatus.
[3] @ punt v/d slaven:
Daarom zijn zulke mensen allerminst een voorbeeld (alhoewel het geen argument is zaken uit hun sociaal/cultureel/historische context te halen, heden ten dage zijn onze normen en waarden zo verheven tov bv. de Romeinen, niet? …). Volgens mij zijn de mensen die de publieke zaak het beste dienen diegenen die zich er het minst mee bemoeien, of de mythe van het bestaan van een publieke zaak ontkracht, verwerpt of vernietigt.
Comments are closed.