Een van de ernstigste ziekten waar de mensheid aan lijdt, is de papierziekte.

Symptoom van deze ziekte is het produceren van enorme hoeveelheden formulieren, brieven en andere papieren die daarna opgeborgen worden in mappen, dozen, kasten, laden en archieven, waar nooit meer iemand naar omkijkt.
De papierziekte woekert het ergst in onontwikkelde landen, omdat ambtenaren aldaar graag aantonen dat zij de lees- en schrijfkunst machtig zijn. Hoe meer papieren, des te hoger de status van de ambtenaar.

Ik ken overheidskantoren in onontwikkelde landen, waar de hoeveelheden papier zo groot zijn, dat zij:
– niet meer in de daarvoor beschikbare laden en kasten opgeborgen kunnen worden
– waar de papieren opgestapeld worden bovenop de kasten, letterlijk tot zij het plafond bereiken
– waar ook in de gangen uitpuilende dossierkasten staan, waarbovenop – de lezer raadt het al- de stapels papier eveneens met gemak tot het plafond strekken en er doorheen zouden gaan indien dat mogelijk ware

Papiertroep helpt niet om zo’n land vooruit te helpen. Integendeel, hoe meer papieren, des te dieper het land wegzakt in de Aziatische, Afrikaanse maar soms ook Europese prut.
Tijdens het regime Mitterrand waren in Frankrijk permanent drieduizend ambtenaren bezig met het produceren van papieren over deviezenvergunningen. Deze waren aan strenge voorschriften gebonden die de ontwikkeling van de welvaart belemmerden, stremden en smoorden. Het doel was te voorkomen dat Fransen hun vrije keus zouden uitoefenen ten aanzien van hun beslissing Frans geld om te wisselen in geld van andere landen.
De opgestapelde massa’s papier worden uiterst zelden, eigenlijk nooit,geraadpleegd en meestal na verloop van een aantal jaren verbrand of aan de oudpapierhandelaar meegegeven.
Ambtenaren zwelgen vaak in papier; zij dromen er van en gaan het creeren zodra zij wakker worden.

Enkele weken geleden, bij het afwikkelen van een simpele zaak met een overheidsbedrijf in het met het socialistische virus zwaar geinfecteerde Sri Lanka, bemerkte ik tot mijn verbazing, dat circa dertig ambtenaren honderden manuren gestoken hadden in het creeren van een onnodig dossier van circa twee kilo over de betreffende zaak. Een soortgelijke zaak was enkele maanden daarvoor in Suriname ( niet het minst bureaucratische land) door EEN ambtenaar afgewikkeld met gebruik van slechts een A-viertje.
In Sri Lanka wordt het betreffende dossier nog elke dag zwaarder. De groei zal vermoedelijk pas stoppen als de laatste vertrekkende passagier op het vliegveld het licht uitgedraaid heeft nadat het land onder de armoede scheppende en moreel verderfzaaiende bureaucratie is bezweken.

Een mij bekende Nederlander was tot 1990 communist en veranderde van mening , toevallig precies op het tijdstip dat het ijzeren gordijn aan flarden gescheurd werd en de het doek zakte na de langste nachtmerrie van de twintigste eeuw. Wanneer ik hem zeg: “Laten wij ons allen solidair verklaren met de strijd tegen de papiertroep”, kijkt hij mij meewarig glimlachend aan, als wil hij zeggen : ” Begrijp je dan niet, Hugo, dat al dat solidair verklaren waar wij communisten steeds mee bezig waren alleen maar gebruikt werd als afleidingsmanoeuvre bij het onderdrukken van de passie van het volk voor vrijheid en eigen keuze?”

Bij discussies over bureaucratie met ambtenaren zie ik soms dat het bij een enkeling begint te dagen. Maar evenals bij Medea toen zij haar kindermoord pleegde, is hun antwoord meestal: “Meliora video proboque, sed deteriora sequor” (Ik zie het betere wel en keur het ook goed, maar volg het minder goede).
Een keer echter luisterde een hoge functionaris, nadat ik voor hem een kort, maar vernietigend rapport geschreven had over een enorme nutteloze berg waardepapieren die onder permanente begeleiding van vijf personen een ruimtevullend bestaan voerde. Twintig jaar lang was de papierberg op deze afdeling, eufemistisch uitgedrukt, een bron geweest van minder gewenste praktijken. De betreffende functionaris belde zijn accountant en vertelde mij : “Wij gaan er nu op af!”
Aangekomen in het betreffende gebouw zijn wij toen begonnen, tot ontzetting van de cheffin van de betreffende afdeling en haar medewerkers, de hele papiertroep, die onder haar leiding en toezicht, twintig jaar lang een bloeiend bestaan geleid had, in zakken te doen, terwijl de accountant een lijst opmaakte van alle waardepapieren die in de zakken verdwenen. Toen alle zakken gevuld en verzegeld waren, slaakte de cheffin van de afdeling, wier bestaan hierdoor overbodig gemaakt was, een diepe zucht en verklaarde: ” Ik ben blij dat ik van de hele zaak af ben!”
De volgende dag werd het betreffende gebouw gesloten. Een kleine berekening bracht aan het licht, dat het beheer van de nutteloze troep circa 125 manjaren had gekost.
Een dergelijke beslissing is echter de uitzondering, niet de regel. Het is daardoor, dat ook onder de meest optimistische visie het nog decennia zal duren, alvorens in landen als Sri Lanka met het besparen van honderden miljoenen manuren per jaar een aanvang gemaakt zal kunnen worden.
Overigens woekert het bureaucratische virus ook binnen het particuliere bedrijfsleven. Daarover is mij echter niet zoveel bekend, maar hopelijk kan iemand anders daar zijn licht over laten schijnen.

Hugo van Reijen

1 REACTIE

  1. Ja, helaas, het is nog waar ook… Mooi artikel en mooi geschreven. Dat van die bureaucratie in het door de tsunami getroffen Sri Lanka had ik al gehoord.

    Belachelijk. Van het kleine gedeelte van ontwikkelingsgeld (30%) wat dus echt daar ter plaatste terecht komt, gaat ook weer een groot gedeelte op aan: vergunningen enz.

    De vis wordt duur betaald zullen we maar zeggen…

Comments are closed.