Het kan nuttig zijn op deze wereld milieu dag te lezen op welke vaagheden de politiek gebruik maakt om haar macht te vergroten. De bijdrage van Hans Labohm geeft dit uitstekend weer:


KNMI-klimaatscenario’s:

bevestiging van meer kommer en kwel?

Hans Labohm


Op het moment dat ik dit schrijf is het buiten koud en loeit te wind om het huis. Takken waaien van de bomen en vlaggen trillen stijf aan hun masten. Het is misschien niet de juiste ambiance om geïnspireerd over de opwarming van de aarde te schrijven. Maar het is moeilijk om ‘nee’ te zeggen op het verzoek van Hub Jongen om commentaar te leveren op de recente scenario-exercitie van het KNMI. Vandaar dus.

KNMI-rapport
Het KNMI heeft onlangs vier scenario’s opgesteld over de gevolgen van klimaatverandering in Nederland rond 2050. Het gaat daarbij om hogere temperaturen, heviger neerslag en stijging van de zeespiegel. Twee van de vier scenario’s beschrijven de gevolgen van een veranderde luchtstroming en windrichting boven West-Europa. Ook dat heeft namelijk invloed op de neerslag en temperatuur in Nederland.

Volgens de scenario’s is het rond 2050 ’s winters gemiddeld 0,9 tot 2,3 graden warmer dan in 1990. In de zomer is dat 0,9 tot 2,8 graden. Afhankelijk van de veranderde luchtstroom, worden de winters gemiddeld natter en de zomers droger. Ook zullen er steeds meer extreme hoeveelheden neerslag vallen. Verder nemen de watertekorten tot 2050 toe. De scenario’s bieden ook inzicht in de effecten van klimaatverandering op de energiesector, de natuur, de landbouw en de luchtkwaliteit.
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat houdt in het beleid rekening met de gevolgen van klimaatverandering. Vanwege nattere winters en meer neerslag wil het kabinet meer ruimte voor water creëren. Dit gebeurt onder meer met de projecten Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken en extra waterbergingen in de regio. De komende eeuw moet er worden geïnvesteerd in het voorkomen van overstromingen en droogte. Ook moet worden onderzocht hoe de gevolgen van overstromingen beperkt kunnen worden, aldus V&W.

Wat moeten we nu denken van het resultaat van deze scenario-exercitie van onze nationale weerkundigen? En wat te denken van de mega-uitgaven voor de toekomstige waterhuishouding van ons land die ons als gevolg van de door hen ontwikkelde inzichten in het vooruitzicht worden gesteld?

Scenario’s en modellen
Allereerst, scenario’s zijn geen voorspellingen. Het zijn zelfs geen verwachtingen. Het zijn (alternatieve) toekomstprojecties gebaseerd op min of meer plausibele veronderstellingen. Het gebruik van (alternatieve) scenario’s impliceert de erkenning dat men onzeker is over de toekomst. Anders had men zich wel kunnen beperken tot één toekomstbeeld.
Degenen die de moeite nemen om de scenario’s van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over de Nederlandse economie van zo’n dertig jaar geleden, nog eens op te slaan, zullen op onderdelen misschien soms moeite hebben een gevoel van vertedering te onderdrukken over denkbeelden die toen gemeengoed waren, maar thans achterhaald. Per saldo bleken echter toch veel van de daarin vervatte verwachtingen uit te komen. Zij hebben dan ook een waardevolle rol gespeeld in ons denken over de toekomst. Maar de wetenschappelijke disciplines die daarbij werden gebruikt, hadden reeds een lange staat van dienst. Dat geldt niet voor de klimatologie als jonge wetenschap. De modellen waarvan de klimatologie zich bedient zijn (nog?) zeer primitief.

Envirospinwatch (greenspin.blogspot.com/), de website Philip Stott ( emeritus professor Biogeografie aan de University van London), waarop deze veelal op geestige wijze de draak steekt met de milieu- en klimaathysterie van de Britse media, inclusief de BBC, publiceerde onlangs een lijstje met factoren, die van invloed zijn op het klimaat. Ik citeer:
– Cosmic ray flux;
– Solar magnetic cycles;
– Sunspot cycles;
– Meteorite impacts;
– Cosmic dust;
– Changing shape of the Earth’s orbit (eccentricity);
– Changing axial tilt of the Earth (obliquity);
– Shorter duration ‘wobbles’ of the Earth upon its axis;
– Axial orientation of the Earth (precession);
– Orbital inclination of the Earth;
– The changing shape of the Earth (mean dynamic oblateness [J2]);
– The changing rotational velocity of the Earth’s core;
– Changes in the Earth’s magnetic field;
– Tectonic movements of the Earth;
– Volcanic eruptions;
– Changes in the circulation patterns of the oceans;
– Changes in ocean salinity and chemistry;
– Changes in ice-sheet stability (mass-balance of glaciers) and sea-ice thickness;
– Changes in atmospheric water vapour, the most important ‘greenhouse’ gas of all;
– Clouds and cloudiness;
– Natural variations in atmospheric gases, including carbon dioxide and methane
– Changing albedo (reflectivity of Earth) through landscape change, natural and human;
– Overall surface radiative energy fluxes;
– Changing vegetation;
– Natural biomass fires, agricultural and industrial fires, and their emissions;
– The emission of aerosols and particulates, both natural and human;
– The emission of tar balls;
– Human-induced emissions of ‘greenhouse’ gases;
– Known factors not listed;
– Unknown factors;
– Chaotic attractors;
– Non-linear feedback links for all of the above.’

In de huidige klimatologie concentreert men zich vooral op één van de genoemde factoren: de menselijke uitstoot van broeikasgassen, waarbij men vaak expliciet of impliciet suggereert dat deze een dominante invloed uitoefent op het klimaat van de afgelopen tientallen jaren. In het licht van het voorgaande rijst de vraag of de betrokken wetenschappers niet het slachtoffer van een zekere bewustzijnsvernauwing zijn geworden.

Tekortkomingen
Iedereen kent wel het rijmpje: ‘Er was eens een mannetje dat was niet wijs. Hij bouwde zijn huisje op het ijs.’ In de wetenschap komt dat echter veel voor, in die zin dat men speculatie op speculatie bouwt. Bij gebrek aan beter heeft men overigens vaak geen andere keus. Dus zo gek is dat nog niet. Maar men dient zich daarbij wèl voortdurend rekenschap te geven van de kwetsbaarheid van de constructie. De KNMI-scenario’s zijn gebaseerd op de modellen van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) en vormen een verdere uitwerking daarvan. Deze vertonen echter vele tekortkomingen.
‘In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.’ Hoe vaak hebben we deze waarschuwing niet gehoord wanneer een of ander fonds ons tot participatie probeert te verleiden? Dat geldt ook voor modellen. Als deze het verleden goed te kunnen simuleren, geeft dat ook vertrouwen in hun voorspellend vermogen. Maar, zoals de klimaatsceptici erop wijzen, de modellen zijn daartoe tot nog toe niet in staat gebleken.
De klimaatsceptici stellen vast dat belangrijke factoren buiten beeld zijn gebleven, zoals de complicerende effecten van de interactie atmosfeer/water en het gedrag van waterdamp/wolken. Ook zijn zij van oordeel dat de rol van de zon wordt onderschat.
Toch komen de aanhangers van de antropogene broeikashypothese met curven die lijken te wijzen op een verband tussen een oplopende CO2-concentratie en de gemiddelde wereldtemperatuur. Maar de klimaatsceptici zijn van oordeel dat het hier een geval van ‘curve fitting’ betreft: het net zo lang aanpassen dan wel manipuleren van de cijfertjes in een model totdat de curven van de CO2-concentratie in de atmosfeer en de temperatuurstijging mooi samenvallen.
Over wat men allemaal niet met modelrekenarij kan ‘bewijzen’, heeft de beroemde Amerikaanse wiskundige John von Neumann ooit eens gezegd: ‘Met vier parameters kan ik een olifant maken, en met vijf kan ik hem ook nog met zijn slurf laten kwispelen.’
Sommige klimaatsceptici gaan nog verder. Zij beklemtonen dat we bij het klimaat te maken hebben met een complex, non-lineair, chaotisch systeem. Het gedrag van een dergelijk systeem valt ten principale niet te voorspellen.

Het KNMI erkent overigens dat er nog veel onzekerheid is, bijvoorbeeld over toekomstige emissies van broeikasgassen en stofdeeltjes of veranderingen in toekomstige neerslagpatronen, ten aanzien waarvan de modellen tekortschieten. Maar de grootste onzekerheid betreft de verschillen in modelberekeningen ten gevolge van de beperkte kennis van het klimaatsysteem, aldus het KNMI. Deze waarschuwing staat overigens aan het einde van de samenvatting van het rapport. Degenen die niet verder komen dan het persbericht zullen dan ook verstoken blijven van dit brokje cruciale informatie en daardoor wellicht op het verkeerde been worden gezet.

Afkoeling
Het is overigens ironisch dat de KNMI-scenario’s zijn verschenen op een moment dat de hypothese van een wereldwijde afkoeling weer de kop op steekt, zoals dat ook in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw het geval was toen klimatologen een nieuwe (grote) ijstijd voorspelden.
Onlangs verklaarde de astronoom Khabibullo Abdusamatov van het Pulkovo Astronomisch Observatorium in St. Petersburg dat de aarde een kleine ijstijd in het midden van deze eeuw tegemoet gaat, als gevolg van verminderde zonneactiviteit. Over zes à zeven jaar zal de temperatuur gaan dalen, nadat de opwarming van de aarde, veroorzaakt door hogere zonneactiviteit in de 20ste eeuw, haar hoogtepunt zal hebben bereikt. De koudste periode zal plaatsvinden 15 tot 20 jaar nadat de zonneactiviteit belangrijk zal zijn afgenomen: in de periode 2035 and 2045. Deze opvatting wordt gedeeld door de Belgische astronoom Dirk Callebaut, die een ‘groot minimum’ verwacht in het midden van deze eeuw, net zoals het ‘Maunder Minimum’ (1650-1700), a periode gedurende welke de Theems, Seine and de Nederlandse kanalen waren bevroren in de winter.
Soortgelijke geluiden komen van de NASA. Er is een verband vastgesteld tussen zonneactiviteit en de snelheid van de ‘Great Conveyer Belt’, een stroom van heet plasma in de zon. NASA-onderzoekers hebben vastgesteld dat de snelheid van deze stroom is afgenomen en verwachten op grond daarvan een vermindering van het aantal zonnevlekken, dus minder zonneactiviteit. De verwachting is dat de piek van zonnecyclus 25, in 2022, daardoor een van de laagste in eeuwen zal zijn.
Kortom, de wetenschap is verdeeld.

Publieke omroep
Over hysterie gesproken: deze komt niet alleen in Engeland voor, zoals eerder werd aangegeven. Nederland kan er ook wat van. Vooral de NOS is berucht vanwege het feit dat het kritiekloos elke onheilsprognose over het klimaat de ether in slingert en op deze manier bijdraagt aan volksverlakkerij. Zo bakte Gerrit Hiemstra het onlangs heel bruin met een gefingeerde weervoorspelling voor een zomerse week in 2040. Dat was opmerkelijk omdat het gerucht gaat dat deze presentator – anders dan zijn collega Erwin Krol – weinig of niets van die klimaatvoorspellingen gelooft.
Maar ja, op de NOS-redactie zitten dan ook journalisten, die het tot hun taak rekenen om een actieve rol te spelen in de broeikasevangelisatie, zoals ik zelf heb kunnen constateren toen ik onopvallend in hun werkruimte zat te wachten totdat ik aan de beurt was voor een radiodiscussie over deze problematiek. Bij die gelegenheid overlegden zij hoe zij het betrokken ‘item’ konden dramatiseren. Het was een tenenkrommende ervaring, net zoals de bekentenis van Hein Hansen, NOVA-redacteur, op een recent symposium bij het KNMI, georganiseerd door van het Platform Climate Change Communication, die doodleuk verklaarde dat hij bij het maken van een NOVA-programma over de klimaatproblematiek liever niet zo’n saai enerzijds/anderzijds verhaal wilde laten zien. Het resultaat was een uiterst eenzijdig apocalyptisch programma, waarin paleoklimatoloog Dick Kroon een dramatisch toekomstbeeld schetste van een grotendeels ondergelopen Nederland.
Tot zover de journalistieke zorgvuldigheid en objectiviteit met betrekking tot de klimaatproblematiek van de Nederlandse publieke omroep.

Beleidsimplicaties voor V&W
Wat betekent dit nu alles voor het beleid van V&W? Nederland heeft een traditie hoog te houden op het gebied van waterbeheer. De waarde van de bebouwing in onze polders groeit met de dag. Een watersnoodramp zal dan ook steeds hogere schade veroorzaken. De zeespiegel stijgt met zo’n 10-20 cm per eeuw. Dat gebeurt al duizenden jaren. Er is echter geen versnelling van die stijging vastgesteld, hetgeen voor de hand zou liggen indien de menselijke uitstoot van broeikasgassen daarbij een rol zou spelen. De afvoer van de rivieren kan evenzeer tot problemen leiden. Dit hangt onder meer samen met bovenstroomse oeverbebouwing, waardoor de sponswerking van de grond vermindert, hetgeen tot hogere waterafvoer leidt. Ook hangt dit samen met plotselinge heftige regenval, waarvan de causale relatie met de menselijke uitstoot van broeikasgassen niet wetenschappelijk is bewezen. Maar wat de oorzaak van mogelijke waterproblemen ook moge zijn, wij dienen ons daartegen te verweren.
Het zij V&W overigens vergeven dat het op een gegeven moment is gaan meeliften op de klimaatsveranderingshype. Als men in het interdepartementale gevecht om de centjes niet alles uit de kast haalt, loopt men het gevaar om aan het kortste eind te trekken.
Conclusie: we moeten zorgen dat we droge voeten houden … maar we dienen tegelijkertijd ook het hoofd koel houden en afstand te nemen van de broeikashype.
———————–
Samen met Dick Thoenes en Simon Rozendaal is Hans Labohm co-auteur van ‘Man-Made Global Warming: Unravelling a Dogma’. Onlangs werd hij ‘expert reviewer’ van het United Nations Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).

6 REACTIES

  1. En dan te weten dat er bij het KNMI ca 2000 mensen werken ? Wat doen die daar elke dag,koffie leuten op ksten van de belastingbetaler ??? Net als al die politicie in Den Haag.

  2. 100% Hans,

    Ik vind overigens de relatieve gematigdheid van de KMNI scenarios zonder allerlei bangmakerij ook best wel bemoedigend.

  3. Voordat ze zich gaan bezighouden met lange termijn voorspellingn voor over 40 jaar, laat ze eerst eens het weer voor morgen en overmorgen goed voorspellen.

    Maar als zelfs dat al te hoog gegrepen is, wat is dan de kans dat hun 40-jarige termijnvoorspellingen wel uitkomen?

  4. Als Hans schrijft over klimaatverandering, dan doet het mij altijd sterk denken aan het evolutie/creationisme debat. "Het is maar een model", "de theorie toont vele tekortkomingen", "de causale relatie is niet wetenschappelijk bewezen". In beide debatten is er een haast fundamentalistische obsessie om de wetenschappelijke consensus te verwerpen.

    Hans Labohm houdt zich vast aan de kleine groep "skeptici", vrijwel altijd geen klimaatwetenschappers, die nog ruimte zien voor twijfel. De argumenten verschuiven continu: "broeikasgassen nemen niet toe", "de aarde warmt niet op", "het is de zonnecyclus". Stuk voor stuk al ontkracht in het wetenschappelijk debat.

    Lees gerust na hoe omvangrijk de consensus is (http://en.wikipedia.org/wik…)
    De duidelijkste onderschrijving is toch wel deze: In 2004 onderzocht Science 928 artikelen waarin de woorden "global climate change" voorkwamen. Van deze artikelen bleken er 0 (nul) de theorie van antropische opwarming van de aarde te verwerpen.

Comments are closed.