Het socialisme geniet een grote aanhang.
Het socialisme kent vele grove drogredenen.
Wat zegt dit laatste over die aanhang?
De meest gebruikte socialistische drogredeneringen zijn te verdelen in drie categorieën:
– Populistische drogredenen
– Drogredenen als wapens tegen non-socialistische stromingen
– Drogredenen waarmee de onderdanen onderdanig worden gehouden.

Populistische drogredenen:

Het “argumentum ad consequentiam” houdt in dat men actie en reactie ongeoorloofd denkt te kunnen verwisselen.
Het socialisme legt de beoogde slaven voor dat als de armen afdragen aan de rijken (wat natuurlijk ook niet wenselijk is) de economie onveranderd blijft en wellicht zelfs groeit.
Daar, schijnbaar, logisch uit voortvloeiend is de argumentatie dat als rijken aan armen afdragen, de economie eveneens onveranderd blijft dan wel groeit. Dit laatste, in tegenstelling tot het voorlaatste is uiteraard foutief waarmee de drogreden compleet is.

Het “argumentum ad metam” spreekt de angstgevoelens van de aanhoorders aan.
In dit geval gaat het om de angstgevoelens die men nogal eens bij het idee van eigen verantwoordelijkheid heeft. De redenatie is foutief omdat de aanwezigheid van angst niet per definitie een indicatie van gevaar is, en hier is dat dus niet het geval; ook foutief is dat de morele juistheid van vrijheid (als tegenstelling van socialisme) niet ongeldig wordt door de angst die men hiervoor mogelijkerwijs heeft.

Drogredenen als wapens tegen non-socialistische stromingen:

De meest bekende drogreden waaraan het socialisme zich schuldig maakt is wel het “argumentum ad populum”. Socialisme leunt namelijk volledig op een ontgelegitimeerd meerderheidssysteem en betoogt dat als de meerderheid het vindt, dat het dan wel waar moet zijn. Ze geven het zelf toe: “Socialism needs democracy like the human body needs oxygen” (Leon Trotsky)

Het “argumentum ad misericordiam” dient het gevoel van medelijden aan te spreken, waarschijnlijk bij de beterbedeelden in een discussie of debat. “Maar die zielige mensen met hun magere (gestolen) uitkeringsgelden dan?!” Dat soort larie. Dit argument vormt ook de premisse voor de bekende en walgelijke these “my need is my right to your possesions”. Daarmee is deze laatste these dan ook meteen een “argumentum non sequitur” (onlogische redenering).

De “post hoc ergo propter hoc” drogreden wordt vaak gebruikt wanneer men voorbeelden gaat geven van (schijnbaar) socialistische landen en samenlevingen. Men stelt dan bijvoorbeeld dat in het socialistische Verweggistan relatieve welvaart is en dat dús het socialisme tot welvaart leidt; dit terwijl in Verweggistan zojuist, na vele jaren kapitalisme, is overgenomen door socialisten die met deze welvaart dus niets te maken hebben.

Bij een “ontkenning van het antecedent” stelt men dat als A tot B leidt, en A foutief, dat B dan ook foutief is.
Socialisten doen dit wanneer ze het volgende stellen: kapitalisme is niet zonder armoede, geen kapitalisme betekent dus automatisch geen armoede. De fout hierin vereist m.i. geen verdere uitleg.

Drogredenen waarmee de onderdanen onderdanig worden gehouden:

Het “argumentum ad verecundiam” is een lievelingetje voor de elitaire socialisten.
Eerst vormen zij de premisse dat politici slimmer en beter opgeleid zijn dan de massa om de, voor deze drogreden noodzakelijke, “autoriteit” vast te stellen. Vervolgens stelt men bot en zonder gêne: een politicus zegt het, dus het is waar. Deze parafrasering van een ironisch citaat van Aristoteles klinkt te dom voor woorden maar ongelofelijk genoeg stinkt het grootste deel van “de massa” er met open ogen in.

Het “argumentum ad baculum” heeft veel te maken met Voltaire’s “Il est dangereux d’avoir raison dans des choses où des hommes accrédités ont tort”.
Deze drogreden is zeer simpel en zeer Orwelliaans van aard; “als je niet achter het socialisme staat, gebeuren er nare dingen met je!”

Conclusie:

Het is overduidelijk dat socialisten foutieve retoriek hanteren. Voor de ene socialist is dit uit domheid, voor de ander (de politicus) is dit uit populistische overwegingen. De les die geleerd moet worden is dat deze foute socialistische retoriek ook tegen het socialisme kan worden gebruikt;
Als men op een verjaardagsfeestje van u vraagt, wat u van het partijprogramma van de Pvda vindt, hoeft u enkel de bovenstaande drogredenen naast het programma te leggen en de fouten zullen snel genoeg blijken. Of dergelijke praktijken gepast zijn op een verjaardagsfeestje, is uiteraard een ander verhaal.

4 REACTIES

  1. Socialisme moet het vooral hebben van manipulatie van taal. Kapitalisme is altijd hard, belasting is een "eerlijke herverdeling" (dubbel op, herverdelen -> er is dus eerst verdeelt -> je hebt het dus niet zelf verdient -> iedereen moet dus evenveel krijgen) en lentes zijn links.

    Ik haat links.

  2. I haat en walg ook van de (s)linse (on)mensen om mij heen.

    Linkse mensen zijn vaak laffe leugenaars uiteraard wel met de beste intenties!

    Ik kan er niet meer tegen!!!!!!!

  3. [3] en de Reductio ad absurdum.
    "Je moet de mening van C respecteren, want alle meningen zijn even waardevol en kunnen niet ontkend worden." "Maar de mening van D dan?" (D heeft een mening waarvan bekend is dat hij verkeerd is) "Ja, je kan D’s mening wel ontkennen." "In dat geval is het niet waar dat elke mening even waardevol is en niet ontkend kan worden, dus C heeft geen gelijk."

Comments are closed.