Soms is het gewoon te afschuwelijk voor woorden om op te merken waar de staat (en met name de Nederlandse) zich eigelijk allemaal mee bemoeit/gaat bemoeien/wil bemoeien/zal bemoeien. Dit tot het meest soevereine eigendom van een individu. Namelijk z’n eigen leven.
Enige tijd geleden hoorde ik het verhaal over een persoon die aan longkanker leed. Helaas was deze man niet meer te genezen en wachtte hij zijn dood dus stilletjes af. Na enige tijd ging het niet meer, hij ging leiden aan vreselijke pijnen en hoestte letterlijk zijn longen eruit. Helaas was het niet mogelijk om euthanasie uit te voeren. De dokter wilde daar namelijk wegens wettelijke obstructies niet aan beginnen. Hij moest volgens deze dokter maar gewoon sterven aan deze ziekte. Op den duur kreeg hij zijn zin, hij stikte namelijk. Ongeveer dezelfde dood wanneer je iemand vijf minuten onderwater houdt.
Vele collectivisten zullen nu zeggen: “Had hij maar niet moeten roken, hij heeft er namelijk zelf voor gekozen om een pijnlijke dood tegemoet te gaan. Dit staat tegenwoordig ook gewoon op het pakje!”. ‘Helaas’ is deze rare opmerking in dit specifieke geval geheel irrelevant. Hij heeft deze ziekte namelijk opgelopen door het werken met asbest, een sigaret had hij nog nooit aangeraakt. Het ontstaan van deze ziekte is in dit artikel ook irrelevant. Dit artikel gaat namelijk over het feit dat de staat de veroorzaker aan dit leiden is geweest. Immers, als de overheid de keus voor euthanasie gewoon had overgelaten aan de vrager daarvan, had deze man niet hoeven stikken door ademnood maar voortijdig euthanasie (humane dood) kunnen uitvoeren.
Laten we even het wetboek er bij pakken om te analyseren wat deze arts bedoelde met “wettelijke obstructies”. De wetgever (het parlement) heeft deze vorm van dwang ondergebracht in de Wet toetsing levensbeĆ«indiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. (Publiek recht)
De wet begint in artikel 2 een aantal voorwaarden op te sommen voor euthanasie:
1. de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiƫnt,
2. de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiƫnt,
3. de patiƫnt heeft voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over diens vooruitzichten,
4. met de patiƫnt tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing was,
5. ten minste ƩƩn andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die de patiƫnt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in de onderdelen a tot en met d, en
6. de levensbeƫindiging of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig heeft uitgevoerd.
De eerste voorwaarde is moreel verantwoord. Alleen de patiĆ«nt mag beslissen of hij z’n leven wel of niet wil voortzetten. Niemand anders mag deze beslissing uitvoeren.
De resterende vijf zijn weer erg onnodige bemoeialregels waarbij de tweede voor vele verschillende interpretaties vatbaar is. Immers, wat is uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiƫnt? Hoe definieer je dat? Dit zou waarschijnlijk ook de reden zijn geweest waarom bovenstaande arts niet wilde meewerken. Hij was namelijk bang dat deze desbetreffende ziekte niet onder dit kopje zou vallen. En wanneer hij voor deze persoon wel euthanasiebehandeling had uitgevoerd, had hij wellicht een betrekkelijk groot probleem. Elke euthanasiebehandeling wordt namelijk naderhand beoordeeld door een bepaalde commissie. Dit staat namelijk in artikel 8, lid 1:
“De commissie beoordeelt op basis van het verslag bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging, of de arts die levensbeĆ«indiging op verzoek heeft toegepast of hulp bij zelfdoding heeft verleend, heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 2.”
Natuurlijk is deze commissie niet zomaar een ambtenarencommissie, maar een commissie met een eigen subjectieve mening en hoogstwaarschijnlijk een dubbele agenda. De samenstelling van deze commissie wordt namelijk volgens artikel art 4 door de Minister gekozen. In de volksmond geeft men hier ook wel vaak de term “vriendjespolitiek” aan.
“- De voorzitter en de leden, alsmede de plaatsvervangende leden worden door Onze Ministers benoemd voor de tijd van zes jaar. Herbenoeming kan eenmaal plaatsvinden voor de tijd van zes jaar.
– Een commissie heeft een secretaris en Ć©Ć©n of meer plaatsvervangend secretarissen, allen rechtsgeleerden, die door Onze Ministers worden benoemd. De secretaris heeft in de vergaderingen van de commissie een raadgevende stem.
– De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie”
Maar als een bepaald lid van deze commissie zich nou misdraagt? Door bijvoorbeeld een zeer ruime definitie te geven aan het begrip “uitzichtloos en ondraaglijk lijden” of door bijvoorbeeld geen snars van het onderwerp of te weten. Kan hij dan niet ontslagen worden? Uiteraard niet! Immers, alleen de Minister gaat daarover en wanneer het een vriendje betreft, zal hij wellicht niet snel tot deze daad over gaan. Artikel 6:
“De voorzitter en de leden, alsmede de plaatsvervangende leden kunnen door Onze Ministers worden ontslagen wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.”
Men kan zich dus goed voorstellen, dat als een dergelijk lid bijvoorbeeld een bevriende partijgenoot is, hij niet zo gauw ontslagen zal worden. Immers, een medekameraad kun je natuurlijk niet in de kou laten staan!
Gekeken naar het gehele verhaal zou menig weldenkend mens zich nu afvragen: “Waar bemoeien die mensen zich eigelijk mee?”. Indien men dit afvraagt zal men zich moeten realiseren dat hij of zij in Nederland woont waar ambtenaren als grote bamboestokken de grond uit spurten en een groot ondoordringbaar woud creĆ«ren waar geen enkel persoon behalve bamboe doorheen kan wringen. En wanneer men zich dit realiseert, dient met zich af te vragen: “By what right?, by what code?”
Zie ook http://www.vrijspreker.nl/b…
Voortreffelijk artikel. Ik zou hier nog aan toe willen voegen dat het natuurlijk nimmer uitmaakt wat de vermeende oorzaak van een dodelijke en mogelijk slopende ziekte is. Had de stervende niet-rokende echtgenote van een roker, dan maar niet met een roker moeten huwen? (meerook) Had de supergezondheidsfreak maar niet gezond moeten leven, omdat hij kon weten dat hij door dit gezonde gedrag zeer oud zou worden en daarmee een veel grotere kans verkreeg aan kanker te zullen sterven omdat kanker nu eenmaal vooral een ouderdomsziekte is?!
Het begint totaal te ontsporen, waar zijn normale zeden gebleven?
Ik zoek al een tijdje naar een goede inschatting op de volgende vraag, misschien dat iemand van jullie hierbij kan helpen: hoeveel % van de beroepsbevolking (15-65 jr) verkrijgen direkt dan wel indirekt hun salaris via belastinggelden? Hoeveel % van de werkende beroepsbevolking werkt in de quartaire sector.
De ambtenaren die zich hiermee bezig houden hebben duidelijk niet veel beters te doen.
Ik denk dat dit artikel bij lange na niet eens benaderd hoe een "verzorgingsstaat" werkelijk over haar burgers denkt, vooral in minder voorspoedige tijden en wat de bevolking boven de hoofden hangt.
Want nu al ziet men een stilzwijgende en "spontane coalitie" van bureaucraten, "hulpverners" en naaste familie om de "natuur" vooral niet in de weg te staan zodat de levens van de "verzorgden" , en in het bizonder de ouden van dagen, niet onnodig lang gerekt worden.
Het feit is namelijk dat er maar weinig westerse landen zijn met een nog lager percentage inwonende ouders dan Nederland, waar men het maar al te graag aan de "verzorgingsstaat" over, en beperkt men zich tot de obligate zondags bezoekje. Maar die verzorgingsstaat nu zal, met het dunner worden van de spoeling (ondanks allerlei "wettelijke beperkingen") alras besluiten wanneer men lang genoeg heeft geleefd.
Never mind de terminale (longkanker) patient … en al zeker niet wanneer het niet om een modieuze Afrikaanse maladie gaat. Maar ook dat hebben Nederlanders zichzelf om de hals gehaald.
[3] Volgens de CIA gegevens werken in 2005 een 18% van een totale beroepsbevolking van een 6,5 miljoen in de producerende industriele sector, nog eens een 18% in de dienstenverlenende commerciele sector en 2% in de agrarrische sector. De rest "werken" in de overheid of semi-overheidssector of beuhazen maar wat. Daarnaast liggen een anderhalf miljoen in de vangnetten en trekken inmiddels een kleine drie miljoen van Drees. Alle anderen zijn puur afhankelijken. zoals bijv. minderjarigen en full time moeders.
De waarheid achter de waarheid is dat in Nederland inmiddels een 6,5 zielen om de nekken hangen van elke WERREKELLUK productive, en geld-in-het-laatje-brengende, werker.
Comments are closed.