Als, op een gegeven moment, men besluit een democratie in de samenleving te intergreren voorziet men zelden de onvermijdelijke serie problemen die dit besluit met zich meebrengt.
Los van de ethische problematiek en het feit dat een meerderheidsstelsel eigenlijk geen democratie genoemd mag worden, zijn er nog vele praktische problemen.
Als de democratie eenmaal een onderdeel van de samenleving is, zullen politici beginnen macht naar zich toe te halen.
Een grondwet dient de burger hiertegen te beschermen maar de drang van de politicus om macht te vergaren leidt hem ertoe alternatieve wijzen te ontwikkelen voor machtverbreiding. Zo tracht hij de burger op verscheidene manieren foutief te informeren of bepaalde informatie te onthouden. Ook kan hij op het gebied van informatie een zeer frappante methode toepassen, namelijk de overcomplicatie van informatie.
Toch zijn dit nog enkel voorbeelden van disinformatie. Veel ernstiger is nog een overkoepelend model waarbij al deze methoden kunnen worden toegepast en waarbij de burger nog veel makkelijker in het ootje kan worden genomen.
Het poldermodel is eigenlijk een wezenlijke vernietiging van de democratie.
Niet van de rechtstaat waarbinnen deze democratie bestaat en ook niet van de samenleving.
De basis van een democratie, zoals voorstanders hiervan, deze propageren, is discussie en respect voor de mening van de burger. Binnen een conflictmodel, zoals die van voor de “New Deal” van Tony Blair in Groot-Brittannië, is een meningsverschil de basis van beslissingen en is een compromis, waarmee in wezen niemand het eens is, bijna uitgesloten.
Bij een conflictmodel is er een wezenlijk verschil tussen o.a. de partijen waar men op kan stemmen. Echter bij een poldermodel zijn alle partijen in wezen hetzelfde, althans in hun beslissingen, omdat zij allen meewerken aan dezelfde compromissen. De stem is bij een poldermodel dus nog nauwelijks relevant. Ook leidt het poldermodel ertoe dat politici zichzelf het recht toekennen met de burger in discussie te gaan. Gegeven, de politicus moet op zijn minst naar de burger luisteren, maar een weerwoord is absoluut ondemocratisch.
De politicus pretendeert het dan beter te weten dan de burger die hem verkozen heeft. Dat is dan ook de ironie; hij acht de persoon die hem verkiest eigenlijk te dom om belangrijke keuzes te maken.
Het poldermodel is dan ook een middel van machtverbreiding voor de politiek. Het kent de politiek het recht toe de burger te vertellen wat goed voor hem is. Het poldermodel doet daarnaast de grenzen van een meningsverschil onoverkoombaar vervagen.
Het poldermodel dient o.a. klassengrenzen te doen vervagen, het dient de discussie tussen werkgever en werknemer op gelijke voet mogelijk te maken en discussie tussen politieke partijen vruchtvoller te maken. Het resultaat is echter het tegengestelde, er ontstaat een onzichtbaar maar ijzeren gordijn tussen de kiezer en de politiek doordat de politiek de propaganda nu volledig in handen heeft. Het, zogenaamde, op gelijk voet stellen van de werkgever en werknemer, dat enkel zou moeten betekenen dat beiden op basis van hun onderhandelingspositie spreken, heeft de vorm aangenomen van een hoogst collectivistisch systeem waarbij dit alles enkel door middel van vertegenwoordiging plaatsvindt en dus niet op basis van individuele kwaliteiten en middelen. De onderhandelingspositie is op kunstmatige wijze uit de natuurlijke balans gehaald doordat men het de vakbonden en werkgeversorganisaties plots toestaat collectieve beslissingen zoals over de CAO te nemen.
Er bestaat enkel nog de schijn van een democratie in Nederland. In werkelijkheid is sprake van een oligarchie. Los van de ethische problemen van een democratie staat dat deze enkel kan bestaat op basis van conflict. De kiezer, hoe dom deze ook mag zijn, moet stemmen op basis van zijn eigen mening, wil een democratie een democratie zijn. Als de kiezer overtuigd is door allerhande politici, is zijn stem beïnvloed door degenen naar wie die stem gaat.
De politicus, hoe dom deze ook mag zijn, dient de burger te vertegenwoordigen en niet diens stemmen gebruiken als een middel om zijn eigen meningen aan anderen op te leggen.
Zelfs binnen een onliberaal concept als democratie kan er een zekere peiler van vrijheid bestaan, en dat is een constitutioneel conflictmodel. Dit zou het individu nog enig onderdak bieden tegen destructieve orkaanwind van de politiek.
Conclusie:
kern van probleem ligt bij ontwikkeling/moraal van het klootjesvolk zelf.
Daarbij schier alle lieden van het volk menen dat regels zo nodig zijn om de boel in het gareel te houden dankzij onstuimig onverantwoordelijke leden van de bevolking, echter ze hebben het hier nooit over zichzelf, altijd over "andere onverantwoordelijke mensen".
Enigszins analoog met het feit dat ongeveer 90% van de mannen meent beter dan gemiddeld auto te rijden (is me eens verteld)… en dat er dus regels nodig zijn voor al die onverantwoordelijke brokkenpiloten. Echter bijna niemand zal menen dat die regels ook nodig zijn voor hem persoonlijk(zo van ik rijd alleen te hard als het gewoon echt verantwoord is, maar anderen zouden gewoon gaan racen ook als het te druk op straat is).
Grappig, ik heb net ook zoiets bedacht, volgens mij komt het idee van democratie (wat een absurde constructie is trouwens, maar dat is een ander verhaal), er momenteel op neer dat verschillende soorten mensen ruwweg onderverdeeld in groepen bij elkaar komen en een soort compromis sluiten. Maar een compromis is niet automatisch de beste oplossing. Het model gaat er inherent al vanuit dat er een conflict is. Automatisch zal dat idee onstaan doordat de groepen ‘gerepresenteerd’ worden.
Als je de verschillende groepen bij elkaar zet in een kamer (de ondernemers, de calvinisten, de meelopers en de zeikerds), dan zullen ze automatisch gaan bitchen en touwtrekken. (calvinisten zijn ongeveer dezelfde groep als de meelopers)
En dan heb je ook het feit dat het eigenlijk conflict gaat tussen de ondernemers en de zeikerds. Die ‘strijden’ steeds om de ‘gunst’ van de meelopers.
(het is een variant op het dicks, pussies and assholes verhaal van ’team america’)
In de martkeconomie of in een vrije samenleving vormen de ondernemers een natuurlijke elite, zij zijn de trekkers, degenen die de tent bouwen, de boel organiseren en dan komen de meelopers (wat niet negatief bedoeld is verder) vanzelf wel aandraven. Ze werken allemaal maar de ondernemers zijn degenen die altijd aan het sleutelen zijn en nieuwe plannen aan het bedenken zijn. Die de boel op touw zetten en ze hebben dus de rol van natuurlijke leiders. Ze zijn degenen die de plannen bedenken. De zeikerds bedenken ook wel plannen maar die werken nooit of ze worden gewoon niet uitgevoerd omdat ze daar gewoon te lui voor zijn. Ze zouden eigenlijk gewoon zich aan moeten sluiten bij de meelopers. Maar daar hebben ze geen zin in en ze denken dat ze eigenlijk beter zijn dan de ondernemers. Daar komt ook nog bij dat de meelopers helemaal geen zin hebben in de onzinplannen van de zeikerds.
Nu de staat is het ideale vehicel van de zeikerds want daar kunnen ze de rest dwingen om toch mee te doen aan de onzinplannen. In echte wereld lukt dat niet want de meelopers zeggen gewoon njente.
Dus alle zeikerds springen op de staat en prediken van daaraf tegenover de meelopers dat zij werkelijk degenen zijn die hun belangen behartigen. Vandaar het demoniseren van de ondernemers.
Dus de politieke ‘elite’ zitten allemaal op de staat en de natuurlijke elite zitten allemaal in de markteconomie of samenleving of hoe je maar wilt.
Het is een heel asymetrisch conflict. Maar het onstaat vanuit de constructie van de gecentraliseerde ‘democratische’ staat. In een ’tribal’ situatie is het gelijk duidelijk dat de zeikerds weinig te bieden hebben. (dat is dat gastje dat vastgebonden zit op het laatste plaatje van elke Asterix en Obelix)
Harry (geeft soms wel een comment)
Prima fundamentele kritiek, Lodderzat.
"De politicus pretendeert het dan beter te weten dan de burger die hem verkozen heeft. Dat is dan ook de ironie; hij acht de persoon die hem verkiest eigenlijk te dom om belangrijke keuzes te maken."
Ik voeg er nog aan toe, dat een politicus een recht claimt, dat niet bestaat, namelijk het recht om macht uit te oefenen over de besteding van middelen, dat op ongeldige wijze, namelijk via algemene verkiezingen, verkregen is. De kiezer heeft namelijk niet het recht om rechten, die niet van hem zijn te "delegeren" aan wie dan ook, dus ook niet aan politici. *)
Ik verwijs naar jouw desbetreffende artikeltje:
http://www.vrijspreker.nl/b…
*)"Nemo plus"-regel (Romeins recht):
"Niemand kan rechten overdragen aan een ander, die hijzelf niet bezit."
(Ofwel: "Nemo plus ius in alienum transferre potest quam ipse habet.")
Comments are closed.