Het is weer eens zover, de kleuterschool begint weer aan een nieuwe periode.
Als de kindertjes al weer een paar uur lang met blokken heilige kasteeltjes hebben gebouwd en hun slaapuurtje hebben gehad begint de pauze.
In de zandbak en op het speelplein zijn alle kleine meisjes verliefd op de eveneens in formaat gebrekkige Woutertje en hij gaat dan ook volledig op in al hun premature vrouwelijkheden; theekransjes, met poppen spelen, haren vlechten, niets is Woutertje te gek.
En terwijl binnen kleine Jan-Peter niet naar buiten komt uit angst gepest te worden, trapt Marijnissen Markjes prachtige heilige zandkasteeltje kapot om vervolgens onverbiddelijk bestraft te worden door de net niet overspannen juf Halsema.
Als de pauze weer voorbij is, komen alle kindertjes vermoeid doch teleurgesteld naar binnen.
“Nou meisjes en, och ook de jongens natuurlijk” zegt juf Halsema, “vandaag gaan we iets héél leuks doen; de stoelendans!”
Onder de klanken van Roger Glovers ‘Love is all’ danst kleine Woutertje met zijn achterban op het ritme van “Rood” terwijl Jan-Peter over zijn eigen voeten struikelt maar toch een zetel weet te bemachtigen tegen het einde van het liedje. Marijnissen weet nog net bij de laatste noten de kleine, met de stoelendans niet bekende, Markje van zijn stoeltje te duwen terwijl kleine Erica jammerlijk door de hare zakt.
Wanneer de stoelen eenmaal weer op de plek staan en die van Erica is vervangen door een duurzamer model is het bijna tijd. Plots vindt juf Halsema tot haar schrik een klein assortiment fecaliën van de menselijke soort in haar bureaulade. Terwijl juf haar biologisch bereide boterhammetjes uit haar bevuilde bureau tracht te redden, zegt zij de klas streng:
” Nou jongens!…en och, ook de meisjes natuurlijk, niemand gaat naar huis voordat het jongetje…..of meisje die dit gedaan heeft, zijn….of haar drolletjes is komen opruimen.
Als iemand dit oneerlijk vindt, moet die maar kwaad worden op degene die dit gedaan heeft!”
Onverwachts en onverbiddelijk obstinaat staat kleine Flibje, met zijn handen nog aan zijn zusje Libjes vlechten, op en vraagt: “maar juf Halsema! de persoon die uw bureau heeft vies gemaakt houdt ons niet hier, dat doet u! Moeten wij dan niet eerder kwaad op u zijn, juf?”
Terwijl Jan-Peter achterin ongemakkelijk zijn broek probeert goed te trekken springen de veren van de overspannen juf Halsema uiteen naar aanleiding van Flibjes retoriek en zij stuurt de klas, nog met de excretie aan haar handen, naar huis.
De kinderen gehoorzamen onmiddellijk en buiten de school sluipt de doodsbange Jan-Peter met het toiletpapier nog aan zijn broekspijp geplakt stiekem aan Jantje en Woutertje voorbij terwijl zij kleine huilende Markjes bril stelen onder het mom van “eerlijk delen, samen spelen”.