De nadenkende lezer zal het opvallen dat in veel artikelen op de Vrijspreker gewezen wordt op de nadelen van een willekeurige maatregel die door autoriteiten over de burgers wordt afgeroepen. Goede voorbeeld daarvan zijn te vinden in het artikel AFM-aken. De meeste burgers, die dag in dag uit worden gebombaredeerd met nieuwe, veelal vrijheidsbeperkende regels, zijn voornamelijk geinteresseerd in wat ik het “what’s in it for me”-effect: uitsluitend de direkte voordelen van een maatregel worden eventueel tegen het licht aangehouden om te beoordelen of men vóór dan wel tégen een maatregel is; maatregelen, die immer een one-size-fits-all karakter hebben.
Maatregelen kortom, waar keer op keer weer uit blijkt dat er zowel bevoordeelden- als benadeelden zijn. De benadeelden kunnen zich meestal in het beste geval verheugen op de meewarige blikken van de bevoordeelden, onder het motto “vandaag jij, morgen ik”. Voor de meeste mensen is dat een fact of life, “waar niets aan is te doen”.
Politici maken gretig gebruik van het effect dat uitsluitend de direkte, veelal schijnbare voordelen opvallen, terwijl de neveneffecten bijna nooit meegewogen worden in een besluit. Je zou je zelfs af kunnen vragen of de neveneffecten in voorkomende gevallen niet het wérkelijke doel zijn, en aan de nietsvermoedende burger worden verkocht als “Snoepje van de Week”, die in de meeste gevallen vergeet dat ook een Snoepje van de Week door iemand opgehoest moet worden.
Frédéric Bastiat, Frans econoom en politicus, heeft in 1850 een essay geschreven over onbedoelde neveneffecten: “Ce qu’on voit et ce qu’on ne voit pas“, ofwel “That which is seen, and that which is not seen” en voor Spaanstaligen “Lo que se ve, y lo que no se ve”. Voor wie daar nog niet mee bekend is, is het raadzaam dat essay te lezen, regenachtige (zondag)namiddag of niet.