AmagiDit is deel vier van een achtdelige serie over Natuurrecht
(waarin ook positie “mensenrechten en EU situatie)

 
6. Stromingen binnen de natuurrechtelijke traditie

Volgens sommigen kan men tot kennis van het natuurrecht komen door waarneming van zekere gedragswetmatigheden in de natuur buiten ons (‘natuurrecht is wat de natuur alle wezens heeft bijgebracht’), volgens anderen door bezinning op de goddelijke openbaring en haar interpretatie door de kerk; volgens weer anderen door bij onze innerlijke, redelijke natuur te rade te gaan. Deze drie visies weerspiegelen zich in de drie traditionele natuurrechtelijke stromingen, te weten:

1.         de metafysische stroming:
           
Gebaseerd op het kosmologisch denkbeeld van de Antieke Wereld (Plato, Aristoteles): de bron van het natuurrecht ligt in de metafysische wereld van de ideeën, waar zich de natuurrechtelijke (=absolute en objectieve) normen bevinden. In de fysische wereld van de mensen daarentegen bevinden zich de menselijke (=relatieve, subjectieve) normen, die evenwel aan de absolute normen getoetst moeten worden om hun geldigheid vast te stellen.

2.           de theologische stroming:
Gebaseerd op het Christelijk openbaringsdenken van de vroege (Augustinus) en hoge (Thomas van Aquino) middeleeuwen: God is de bron van het natuurrecht. De latere Thomisten, die zich op Aquino beriepen, zouden die bewering relativeren door te stellen dat de hogere normen zo absoluut zijn, dat ze zelfs zouden bestaan en gelden indien er geen God bestond, hetgeen Hugo de Groot (Grotius) later bevestigen zou. Dat was in wezen een terugkeer naar de oorspronkelijke metafysische idee.

3.           de rationele stroming:

Gebaseerd op de menselijke rede, een visie die in de Renaissance en de Verlichting ontwikkeld werd: de bron van het natuurrecht ligt in de mens zelf. Omdat de grens tussen het rationele natuurrecht en het positief recht een zeer dunne lijn is die gemakkelijk overschreden wordt, worden de aanhangers van deze stroming er wel eens ten onrechte van beschuldigd ‘verkapte’ rechtspositivisten te zijn.

De metafysische stroming is de oorspronkelijke en enig juiste stroming, want ze garandeert volledige objectiviteit en rechtvaardigheid omdat ze geheel vrij is van externe invloeden (w.o. de politieke en religieuze). De metafysische wereld, en dus de bron van de natuurrechtelijke normen, ligt buiten de mens en zelfs buiten de goden, want ook die zijn aan de natuurrechtelijke normen onderworpen! Zo is deze stroming in alle opzichten volkomen neutraal, hetgeen in objectieve rechtvaardigheid resulteert. Hierdoor kan de jurist als het geweten van de wetgever functioneren, en verstrekt hij bindend advies met betrekking tot wetsvoorstellen aan zowel de indiener van het voorstel als aan de legist die de wetstekst schrijft. Althans in een democratie.

De prijs die zowel het natuurrecht zelf als de jurist voor deze volkomen neutraliteit betalen is dat ze vanuit iedere hoek als politiek incorrect en dus (op zijn zachts gezegd) als ongewenst beschouwd worden: voor politiek links zijn ze rechts of zelfs extreem rechts, voor politiek rechts zijn ze links of zelfs extreem links; de religieuze hoek bestempelt hen als atheïstisch en de atheïstische hoek als religieus. De legist (de beoefenaar van het positief of wettenrecht) kent dit probleem niet omdat voor hem de vereisten van objectiviteit en onpartijdigheid niet gelden. Legisten zijn dan ook vaak lid van een politieke partij of kerk, maar juristen treft men daar nooit aan. In een door het positief recht gedomineerde wereld betekent de partijdigheid van de legist natuurlijk ook dat de rechters in die wereld niet onpartijdig en niet onafhankelijk zijn: zeker in politiekgevoelige zaken spreken ze daarom vaak geen recht, maar drukken ze de ideologie van hun partij in hun oordelen uit. En dat is niets anders dan een beestachtige verkrachting van het recht, oftewel van Vrouwe Justitia zelf!

7. De mensenrechten

De mensenrechten zoals we die nu kennen zijn uitgevonden door de socialisten van de Verenigde Naties om te dienen als instrument bij hun streven naar het vormen, reguleren en controleren van de wereldmaatschappij naar hun eigen socialistische ideeën en inzichten. De mensenrechten hebben dus niets te maken met de “inherente waardigheid en de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap”, maar wel alles met globale bevolkingscontrole, en dus onderdrukking. De zgn. internationale gemeenschap is dan ook niet een gemeenschap van volkeren, maar een maffia-achtig syndicaat van voornamelijk dictatoriale regeringen.

Door hun misleidend karakter wekken de mensenrechten echter wel de schijn recht en rechtvaardigheid te beogen, maar in werkelijkheid hebben ze slechts tot doel de VN de wereldheerschappij te verschaffen; op regionaal niveau geldt hetzelfde met betrekking tot de EUSSR in Brussel. Juist door het misleidend karakter van de mensenrechten zijn velen zich er niet van bewust dat die zogenaamde rechten in werkelijkheid gevaarlijke oppressieve instrumenten zijn, die de natuurlijke rechten en vrijheden van het individu beperken en zelfs teniet doen.

Anders dan de mensenrechten zijn de natuurlijke rechten ware vrijheidsrechten, die het individu niet alleen tegen het kwaad beschermen, maar hem tevens waarlijk alle ruimte geeft zijn geluk na te streven. Hoewel de mensenrechten oorspronkelijk op het natuurrecht gebaseerd zijn, vormen ze nu in feite slechts een eigenaardige vorm van positief recht. Ze vormen geen zelfstandig rechtssysteem, maar bestaan louter uit een bundel van merendeels verzonnen rechten die voor hun effect aangewezen zijn op een bestaand systeem: gezien hun onderdrukkend karakter kan dat alleen het positief recht zijn. De mensenrechten kunnen dus slechts bestaan bij de gratie van het positief recht, en omdat het laatste door de politiek gecontroleerd wordt, worden ook de mensenrechten door de politiek gecontroleerd. Het zijn dus geen zelfstandige of onafhankelijke rechten, maar dat is dan ook nooit de bedoeling geweest.

Het gegeven dat mensenrechten om reden van gepastheid of op grond van opportunisme gemaakt, gewijzigd of afgeschaft kunnen worden, en gezien de zeer vele restricties die de mensenrechtenverdragen bevatten, toont duidelijk de positiefrechtelijke en dus relatieve aard ervan aan. Maar zelfs als wijzigingen of restricties niet blijken te werken, dan kan de uitoefening van die zogenaamde rechten, wanneer zulks de dictator(s) toevallig niet goed uitkomt, toch nog op een alternatieve wijze beperkt worden, namelijk middels politieke correctheid. Dit instrument is zelf direct afgeleid uit de mensenrechten, juist met het doel om de vrijheid van uiting te beperken zonder dat men deze belangrijke vrijheid (de centrale pilaar van de democratie) behoeft te verwijderen uit de (mensenrechten)ver­dragen en grondwetten waarin ze verankerd is.

Art. 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, bijv., stelt dat eenieder recht op vrijheid van meningsuiting heeft. In de praktijk echter heeft men dat recht om zich onbeperkt te uiten (los van de restricties in lid 2) alleen maar, zolang men zich op een politiek correcte wijze uit; en wat politiek correct is, wordt door de EUSSR in Brussel bepaald (en niet, als zovelen denken, door de marionettenregeringen van de satellietstaten, want die volgen slechts trouw de Brusselse directieven). Men ondermijnt dit belangrijke recht, het levensbloed van de democratie, dus middels zichzelf. Mensenrechten en de verdragen waarin ze zijn vastgelegd zijn om die, en vele andere redenen, venijnige bedriegerijen en gevaarlijke grappen die, opzettelijk, hele democratieën kapotmaken en bovendien veel menselijk leed veroorzaken.

Daar de mensenrechten subjectieve en relatieve normen zijn, ervaren de mensen ze vaak als niet natuurlijk, en worden ze slechts door de politiek en door de zogen. mensenrechtenorganisaties serieus genomen. De mensenrechtenverdragen ontkennen verder ten onrechte het belangrijke onderscheid tussen primaire en secundaire rechten, met als gevolg is dat alle mensenrechten absoluut en dus onaantastbaar zijn. Dat is grote onzin natuurlijk, maar deze heiligverklaring heeft wel logge en onwerkbare documenten voortgebracht, vol met subjectieve, onechte (=verzonnen) en onmogelijk te realiseren “rechten”, die in werkelijkheid meer kwaad dan goed doen, en voortdurend aan de kritiek van zowel rechtsfilosofen als gewone burgers onderworpen zijn. Slechts zeer weinig mensen merken op dat noch vanuit de politiek noch vanuit de mensenrechtenindustrie zelf (een echte industrie met een omzet van miljarden guldens, die volstrekt niets met het recht te maken heeft!) ooit kritiek op de mensenrechten wordt geoefend. Dat is logisch, want de mensenrechten zijn heilig verklaard en elke vorm van (zelf)kritiek wordt van binnenuit dan ook onmiddellijk en meedogenloos afgestraft. Wel zijn de mensenrechten, en zij die ze uitgevonden hebben, bewaren en hun toepassing zonodig middels bedreiging en intimidatie afdwingen (de VN maar ook de EUSSR), inmiddels direct en indirect verantwoordelijk voor de, soms gruwelijke, dood van duizenden onschuldige mensen. Maar dat mag uiteraard niet gezegd worden.

Omdat de mensenrechten niet als natuurlijk ervaren worden, moet het naleven ervan voortdurend door de nationale overheden (uit eigener beweging of onder druk van de VN of de EUSSR) middels sancties afgedwongen worden. Hierdoor zijn de zogenaamde rechten geworden tot wat ze nu zijn: instrumenten ter onderdrukking van het individu. Het gevolg is toenemend verzet, want hoe onvrijer een mens is (hoe meer hij gedwongen wordt iets te doen of te laten), hoe ongelukkiger en asocialer hij wordt; omgekeerd geldt dat hoe vrijer een mens is, hoe gelukkiger hij wordt en hoe socialer hij zich ten opzichte van de medemens opstellen zal. De mensenrechten hebben dus een averechts effect.

De verdragen die de mensenrechten bevatten zijn echter op ondemocratische wijze tot stand gekomen (ondertekend en geratificeerd), d.w.z. zonder de toe- of zelfs maar de instemming van de burgers, en om die reden missen ze elke rechtsgeldigheid. Geen enkele burger is daarom verplicht om die verdragen na te leven, en het afdwingen van die naleving middels staatsgeweld, of zelfs maar een poging daartoe (bijv. middels intimidatie), levert een onrechtmatige daad op, waartegen de burger het (natuurlijk) recht heeft zich met elk noodzakelijk middel te verzetten. Het voorgaande geldt overigens ook voor het zgn. verdrag van Lissabon: het is ongeldig en daarhalve niet bindend!

Ingezonden door Bert Post Uiterweer

Wordt vervolgd.

4 REACTIES

  1. Ik ben zeer blij met deze natuurrecht artikelen. Het is precies hetgene wat vrijspreker.nl, naar mijn mening, nodig heeft. Leesbare diepgang.

  2. Ik vind “de rationele stroming” een foute benaming, omdat deze niet noodzakelijk rationeel is. Inderdaad, deze “stroming” heeft niets met natuurrecht te maken. Deze “stroming” heeft wellicht met rede te maken, maar niet noodzakelijk het adequaat gebruik daarvan; rationaliteit.

    Rationaliteit is niet tegengesteld aan metafysica. Rationaliteit is een middel om de metafysische waarheid te ontdekken.

    Wat bedoel je met “democratie” als in “het levensbloed van democratie”? Over welke vorm heb je het?
    Tot nu toe heeft iedereen die ik democratie heb zien prediken het gehad over het soort democratie waar de consequente libertariër vies van is.

  3. Komen de volgende delen nog?
    Op zich is dit iets waar ik zelf niet genoeg bij heb stilgestaan. Ik ben het weliswaar niet altijd eens met de auteur en ik vind het niet altijd even goed geschreven (kritiek is makkelijk als je aan de kant staat). Maar het heeft me wel geprikkeld. Vandaar deze vraag.

  4. Beste LvM,

    De rationele stroming is geen foute benaming, omdat ze net als de metafysische en theologische stroming wel degelijk rationeel is. Alle drie de stromingen gaan ervan uit dat de mens het natuurrecht, dat in het geweten zetelt, middels de rede kan bereiken en kennen.

    Echter, terwijl de metafysische en theologische stromingen gebaseerd zijn op het denken van Plato, is het rationele natuurrecht gebaseerd op het denken van Aristoteles. Plato legde het natuurrecht (samen met alle andere ideeën of vormen in filosofische zin) namelijk buiten de mens, in de metafysica, terwijl Aristoteles de het natuurrecht in de mens zelf legde, en hij noemde dat de essentie. Feitelijk heeft alles een essentie, en de essentie van iets is de perfecte vorm van dat iets. Alles, inclusief, de mens neigt naar de essentie, hetgeen dus een streven naar perfectie is.

    Het enige onderscheid is dus voor de een de perfectie buiten iets ligt, terwijl voor de ander die perfectie in iets zelf ligt.

    Wat de vraag over de democratie betreft: die komt in een later deel aan de orde.

    Vriendelijke groeten,

    Bert

Comments are closed.