.

Kinderen van de contra-Verlichting:
Hitler en Wittgenstein

De idee van een gepersonaliseerd universum, of eigenlijk, een persoonlijke versie ervan, dateert van de Griekse sofist Protagoras (???ta???a?, 490-420 v. Chr.), die zei: “de mens is de maat van alle dingen”; hij doelde op de individuele mens, niet de mensheid als geheel.
De sofisten van de tweede generatie, voornamelijk Trasymachus, een figuur uit Plato’s werk, “De Republiek” (Nederlands, “De Staat”), maakten gebruik van subjectivisme (er is geen objectieve waarheid buiten de mens, maar men schept zijn eigen subjectieve realiteit). In het klassieke Griekenland stelden sofisten de taal niet in dienst van waarheid of voor het overbrengen van kennis, maar als strategie om politieke debatten te winnen. Ze vonden dat gerechtigheid in het belang was van de sterken.

De schrijver en filosoof, Stephen Hicks, een aanhanger van Ayn Rands Objectivisme, stelt in Explaining Postmodernism“:

“postmodernists – coming after two millennia of Christianity and two centuries of social theory – simply reverse that claim: Subjectivism and relativism are true, except that the postmodernists are on the side of the weaker and historically-oppressed groups. Justice, contrary to Trasymachus, is the interest of the weaker.”

Eigentijdse postmodernisten hebben politieke correctheid in stelling gebracht voor de laatste versie van de klassenstrijd, de dialectiek. Het is een tactiek om de strijd van ‘onderdrukte minderheden’ tegen de ‘machtsstructuur’ van blanke, heterosexuele mannen, voort te blijven zetten.

Gedurende de laatste 250 jaar is het niet altijd onderkend, dat de vruchten van de rede in een existentiele strijd verkeren met de reactionaire krachten van de anti-realisten. Deze laatste beweging werd door Jonathan Israel de contra-Verlichting genoemd, om aan te geven dat ze bovenal tot doel heeft de rede, de Verlichting en de vrije economie te bevechten.

In zijn boek poneert Hicks twee stellingen: dat het falen van epistemologie (de filosofische studie naar menselijke kennis) het postmodernisme mogelijk heeft gemaakt; en dat het falen van het socialisme postmodernisme noodzakelijk heeft gemaakt. Wat Rousseau en Kant waren voor de autoriteit van de kerk, zijn de postmodernisten voor het collectivisme: een wanhopige rationalisering om vast te blijven houden aan een systeem dat failliet is.

De opkomst van de contra-Verlichting is een keerpunt in de geschiedenis. Het tijdperk tussen 1780 en 1815 was een bepalende periode in het modernisme, toen de Angelsaksische en Duitse culturen zich afsplitsten in respectievelijk de Verlichting en de contra-Verlichting.

De Verlichting begon in Engeland en werd overgenomen door de Fransen. Maar de volgelingen van Rousseau stalen de door de Verlichting geinspireerde ideeen van John Locke’s en corrumpeerden ze. Dit is een citaat uit Locke’s 2nd Treatise §3:

“In order to preserve the public good, the central function of government must be the protection of private property …”

… en vergelijk dat eens met dit citaat van Rousseau:

“For the creation of a society of ‘common will’, the people need only accept the dictates of the state…”

De Franse Revolutie eindigde in de Jacobijnse Terreur. De Duitsers in hun nog grotendeels feodale staten – keken al misprijzend naar het tijdperk van de rede – maar de Terreur wisten ze zeker wat voor vlees ze in de kuip hadden: er ontstond een contrabeweging om geinstitutionaliseerde religie te redden van de verderfelijke invloed van de rede. Toen de verlichte Franse despoot, Napoleon Bonaparte, in het vacuum sprong dat de Jacobijnse Terreur had achtergelaten en Europa veroverde, wisten de Duitse staten genoeg.

De reactie was een contrabeweging die op gang werd gebracht door collectivistisch denkende filosofen en intellectuelen. Politiek stonden ze zowel ter linker als ter rechter zijde. Sommigen waren religieus, anderen juist niet. Maar ze hadden een aantal thema’s gemeen: door Jean-Jacques Rousseau geinspireerde anti-individualisme, de noodzaak voor een sterke staat, de idee dat religie een staatszaak is (om het te bevorderen of te onderdrukken), dat onderwijs vooral socialisering dient, ambivalentie ten opzichte van wetenschap en technologie, en een sterke thematiek over groepsconflicten, geweld en oorlog.

Hicks schrijft dat links en rechts vaak erg verdeeld waren over welke thema’s voorrang hadden en hoe ze moesten worden toegepast. Maar ondanks deze verschillen hebben beide kampen steeds onderkend wie de gezamenlijke vijand was: liberaal kapitalisme, met zijn individualisme, zijn beperkte overheid, de scheiding van kerk en staat, de vrijwel constante zienswijze dat onderwijs geen socialisering is, maar dient tot het overbrengen van kennis, en het optimisme ten aanzien van vrije handel en vrijwillige samenwerking tussen landen en mensen.

“Tegen het begin van de 20ste eeuw was de dominante gedachte van de meeste denkers op het Europese vasteland niet of liberaal kapitalisme een mogelijkheid was, maar wanneer het zou instorten, en of links of rechts collectivisme het socialisme van de toekomst zou worden. De ondergang van collectivistisch rechts in de Tweede Wereldoorlog betekende, dat collectivistisch links de strijd om het socialisme heeft gewonnen.”

Een andere noodlottige innovatie werd in gang gezet door de contrabeweging. Ze ontwikkelden politieke modellen die werelds waren, maar religieuse idealen nastreefden, paradijzen op aarde. Deze politieke modellen moesten een afspiegeling worden van de hemel, van de ideale samenleving.

De collectieve Utopie was geboren. De overtuigingen van de Verlichting werden vervangen door tegengestelde principes: realisme werd idealisme, individualisme werd collectivisme, passie, emoties, intuitie en openbaring werden gezien als bronnen van kennis in plaats van rede en waarneming. Sociale theorieen namen de plaats in van de rede en zijn collaries.

De universele waarden van de Verlichting werden wel toegepast, maar bleven beperkt tot een paar thema’s. God werd vervangen door datgene wat de theorie tot thema had gemaakt: statisten maakten de staat het middelpunt van het universum, nationalisten de natie, socialisten de samenleving, positivisten verheven de wetenschap tot een speudo-religie, etc. etc.

We komen hier nog op terug in deze serie. Eerst een nadere blik op de belangrijkste spelers van de contra-Verlichting.

In het volgende deel … “het persoonlijke leven van de Frans-Zwitserse filosoof Jean-Jacque Rousseau (1712-1778) is bijna eigentijds …”

 Ingezonden door Cassandra
 
Gerelateerde dossiers