De obsessie van onze geliefde overheid om alles te regelen heeft een rijk geschakeerde biotoop geschapen. Ambtenaren komen thans in alle soorten en maten voor. De meest bekende is de raamambtenaar. We zouden ons ambtenaren korps echter te kort doen als we de andere subsoorten negeren. Ik wil dit onrecht voor zijn en geef derhalve vandaag aandacht aan een groep ambtenaren die best wel eens een keer wat meer aandacht mag krijgen. Ik heb het over de natuurtuinierder.
De kaste der natuurtuinierders is lastig in te delen. Een deel van de natuurtuinierders heeft inderdaad de beschikking over een raam, en derhalve zou het een subklasse der raamambtenaren kunnen zijn. Edoch, een groot deel der natuurtuinierders mist dit voor ambtenaren zo belangrijke raam, en vertoeft in ieder geval een deel van de door de baas betaalde tijd buiten.
Gezien het classificatie probleem zal ik overgaan tot een beschrijving van hun aandachtsgebied. Dit is wat we in dit land onder natuur zijn gaan verstaan. We zullen zien dat initiatiefrijkere individuen uit de categorie der natuurtuinierders hebben gezorgd dat ze ook over andere zaken kunnen beslissen. Een belangrijk deel van de tijd besteden ze aan de bossenproblematiek. Na een korte introductie ga ik in op een casus, de zuid Limburgse bossen. Hier komt de natuurtuinierder tot volle bloei en het is interessant om te zien waar dat toe leidt.
Bossen in dit land zijn vaak voor de bosbouw opgezet. Het zijn dennen en sparrenplantages. Onder invloed van de voorlopers van de natuurtuinierders zijn we dat als natuurgebied gaan aanmerken. Om redenen welke ik niet kan volgen heeft men de Veluwe en de bosplantages in Drenthe als natuurgebied aangemerkt. Nuttige activiteiten zoals rondrijden met een crossmotor, hout hakken voor de open haard, of boomhutten bouwen werd door de conservationalisten, een van de voorlopers van de natuurtuinierder, verboden. Daar zaten we dus als Nederlander mooi mee opgescheept, grote stukken land zonder eigenlijke natuurwaarde, werden tot natuur gebombardeerd, waardoor we er niets meer mee konden doen.
Het is een natuurlijke ontwikkeling van een ambtenaar om zijn aandachtsgebied uit te breiden. Hierdoor ontstaat een niet te onderschatten dynamiek binnen de ambtenaren biotoop. Hoe verleidelijk conservationalistisch ingesteld beheer ook mag zijn (in wezen voer je namelijk niets uit), bracht de innerlijke drang van onze overheidsdienaren een meer geëngageerde vorm van beheer teweeg. De eerste natuurtuinierders deden voorzichtig hun eerste stapjes.
Bosbeheer ging nu verder dan bordjes plaatsen en periodiek kappen. Gekeken werd of men de soorten rijkdom, de botanische diversiteit, kon verhogen. De monocultuur der sparrenplantage werd eerst voorzichtig, maar daarna steeds fanatieker te lijf gegaan. Er werd gekapt, open plekken werden geschapen. De natuurtuinierder begon echter te puberen. Niet alles was zo mooi als het leek. De gewenste diversiteit bleek in praktijk lastiger te realiseren dan in een beleidsnota. De Amerikaanse vogelkers was een grote winnaar van de eerste stapjes op weg van de diversificatie campagne voor de Nederlandse bossen. Deze vogelkers was sinds de jaren 20 van de vorige eeuw aanwezig maar greep zijn kans toen de natuurtuinierders hem deze gaven. Een deel van de natuurtuinierders staat gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen voor om de opmars van de vogelkers tot staan te brengen. Om een grotere diversiteit te realiseren dan de combinatie sparrenplantage met vogelkers die nu dreigt te ontstaan.
Ik laat natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur rusten en behandel de casus van de hellingbossen op kalkrijke bodem in Limburg om de dilemma’s waarvoor de natuurtuinierder wordt geplaatst toe te lichten.
In de jaren 80 van de vorige eeuw werd duidelijk dat het slecht, neen, alarmerend gesteld was met deze bossen. De soortenrijkdom, de botanische diversiteit, nam schrikbarend af. Vele zeldzame soorten dreigden te verdwijnen. Ingrijpen was dringend gewenst. Het oplossen van het probleem vergde de nodige flexibiliteit van de natuurtuinierders. Menselijke activiteiten waren niet de oorzaak van deze achteruitgang. Neen, natuurlijke processen zorgden voor deze achteruitgang. Het stopzetten van menselijk ingrijpen waardoor de natuur haar gang kon gaan was het probleem.
Om de flexibiliteit van geest van onze ambtenaren ten volle te kunnen waarderen is een korte toelichting nodig over bosbouw. Er is hakhout en hooghout. Hooghout is het omhakken van volgroeide bomen waarna nieuwe kleine boompjes geplant moeten worden. Hakhout is het keer op keer weghakken van de uitlopers van een stam, of stobbe. Een vorm van hakhout is de knotwilg. Hakhout werd vroeger vrij veel toegepast, maar het is arbeidsintensiever. Een tussenvorm is middelhout. Iedere 10 jaar wordt er gehakt, maar laat men een aantal bomen staan. Hierdoor levert een bos ook hout geschikt voor constructiedoeleinden. Een deel van de bomen laat men tot 5 hakcycli staan en worden dus volgroeide bomen. Er is dus een grote diversiteit aan boomhoogtes en relatief veel zonlicht dringt door tot op de bodem. Er is geen gesloten kroondek van bladeren die alle zonlicht tegenhoudt. Deze diversiteit zorgt ervoor dat er veel soorten zich thuis voelen in deze omgeving. Onze bossen in Limburg waren deels middelhoutbossen.
Het moge nu duidelijk worden waar het dilemma zit. De laatste halve eeuw was er nauwelijks vraag naar hakhout. Het was bedrijfseconomisch niet verantwoord deze intensieve manier van bosbouw te handhaven. Het voorheen soortenrijke gediversificeerde bos groeide dicht. Het stopzetten van de menselijke activiteit zorgde voor een dramatische achteruitgang van de soortenrijkdom. De voorheen stikstofarme bodem, dreigde zich te herstellen, waardoor soorten die uitgemergelde voedingsstof arme grond nodig hebben, nog verder in de verdrukking kwamen.
Beleidsadvies was nodig voor onze natuurtuinierder. Goed beleid is gestoeld op rapporten en onderzoeken. Vandaar dat de directie kennis van het toenmalige ministerie van LNV een onderzoek heeft uitgevoerd. De natuurlijke ontwikkeling naar een homogener bos met minder soortenrijkdom, hogere waardes aan voedingsstoffen en humus, moest worden geëvalueerd. Wat is wijsheid? De natuur zijn gang laten gaan? Of toch ingrijpen om de natuur te redden?
Er is een heel document opgesteld. Men heeft de stikstofbalans onderzocht, hoeveel stikstof wordt toegevoegd, hoeveel verdwijnt in de verschillende situaties. Al dan niet kunstmatig van stikstof of fosfaat verschraalde gronden zijn nogal zeldzaam en zijn vaak een gevolg van zeer intensief beheer uit het verleden, dat kan grenzen aan roofbouw. Omdat dat niet veel voorkomt, en de roofbouw thans niet meer plaats vindt, zullen hier juist de zeldzame soorten te vinden zijn. De soorten op de rode lijst. Die dankzij wanbeheer een kans kregen. Eerlijkheidshalve moet ik ook toevoegen dat de vermesting van landbouwgebieden voor meer voedingsstoffen dan in het verleden kan zorgen.
De inventiviteit van de onderzoekers mag niet worden onderschat. Onderzocht werd de mogelijkheid van strooisel verwijdering, het opruimen van dood blad van de bodem van het bos! Mannetjes die het bos aan gaan harken…….Zie pagina 87.
De onderzoekers hebben gezorgd dat de natuurtuinierders wetenschappelijk onderbouwd aan de gang kunnen gaan. Als ze het bos willen aanharken dan kan dat, alhoewel de studie dat niet echt aanraadt. Wil men de soortenrijkdom beschermen dan zal er echter natuurgetuinierd moeten worden. De kans is groot dat de huidige regering hier niet teveel geld voor over heeft, maar overheidsprogramma’s als deze verdwijnen niet zomaar. De natuurtuinierder zal zijn plek in het ambtelijke en maatschappelijke speelveld niet zo maar opgeven.
Ratio, koninginnedag 2011