De kredietcrisis die begon in 2007 markeerde het begin van het leeglopen van een geldbubbel. Anno 2012 is dit proces nog in volle gang. In mei is bij Business Contact het boek ‘De geldbubbel – Hoe overheden en banken ons spaargeld hebben verkwanseld’  uitgekomen. De auteur bespreekt in deze Bijeenkomst zijn boek. De bijeenkomst vindt plaats op de bekende locatie en vangt aan om 20 uur.

Daarin poogt Sander Boon een beschrijving te geven van de opkomst, de bloei en het eindspel van de geldbubbel:  „Daartoe moeten we een bredere blik op de problemen hanteren dan doorgaans wordt gedaan. Die bredere blik stelt ons overigens wel in staat een aantal mogelijke uitkomsten van de bubbel te schetsen, en uiteindelijk ook drie mogelijke manieren om deze systeemcrisis te repareren. Er zijn al veel groepen of ideologieën als schuldige voor aangewezen. Zo zijn daar de graaiende bankiers, de onkundige tussenpersonen, de bonuscultuur, de onzuivere kredietbeoordelaars, de falende toezichthouders en de veeleisende aandeelhouders, maar ook de ongebreidelde globalisering of het neoliberalisme.

Aan zondebokken geen gebrek.

Toch is deze lijst niet compleet. Om werkelijk te begrijpen hoe de geld- of kredietbubbel is ontstaan, moeten we ons niet alleen richten op de financiële wereld. We moeten ook verder terug kijken dan de afgelopen zes jaar. We moeten kijken naar de honderd jaar waarin ons politiek-economische systeem evolueerde. Dit systeem is te bestempelen als staatskapitalisme, waarbij overheden en centrale banken wereldwijd een steeds dominantere rol kregen bij het ordenen van sociale en economische verbanden. Hij is anno 2012 wereldwijd de norm en is maatschappelijk algemeen aanvaard. In de ontwikkelde landen benadert het aandeel van de overheid in de nationale economie inmiddels 50 procent. Het is de politieke wens van een maakbare samenleving die, samen met de ontwikkeling van een internationale schuldeconomie, de huidige systeemcrisis mogelijk heeft gemaakt.

Binnen het Nederlandse parlementaire bestel is geen tegenstem meer te vinden die fundamentele vraagtekens zet bij deze verknoping van politiek en economie. Politieke partijen van links tot rechts houden zich in de regel meer bezig met het bestrijden van de ongewenste symptomen die dit systeem genereert, dan met het anders organiseren ervan. Dat is voor een klein land als Nederland ook schier onmogelijk. Want hoe verschillend politieke en electorale systemen in andere landen ook mogen zijn, hun politiek-economische kijk is eveneens binnen dit systeem georganiseerd. En of we dit nu sociaaldemocratie of neoliberalisme noemen, of landen nu zijn gebaseerd op het Rijnlandse of het Amerikaanse model en of er nu sprake is van een autocratie, een dictatuur of een partijstelsel, al deze politieke organisatievormen volgen in verschillende mate de dominante mengvorm van staat en economie. We zitten als het ware allemaal in hetzelfde schuitje.

Dat het schuitje de verkeerde richting op is gezeild en zich inmiddels bevindt tussen Scylla en Charybdis, tussen ondergang door schulddeflatie of door hyperinflatie, wordt nog lang niet door iedereen gezien. We hebben te maken met een schuldencrisis die niet meer is op te lossen door bezuinigen of stimuleren. Gaan we bezuinigen, dan krimpt de economie, waardoor onze schuldenlast nog zwaarder gaat wegen. Stimuleren van de economie is niet meer mogelijk omdat de schuldenlast inmiddels te zwaar weegt om nog economische groei te kunnen genereren. We kunnen niet meer voor- of achteruit. Het is daarmee een existentiële crisis van het staatskapitalisme.

Ik zal aantonen dat de politieke en maatschappelijke wens van een maakbare samenleving, hoe loffelijk dat streven ook was, het noodzakelijk maakte dat er steeds meer geld beschikbaar kwam waarmee overheden dit doel konden realiseren. Vanuit een historisch perspectief gezien wordt het duidelijk hoe symbiotisch de relatie is tussen overheden en de financiële wereld die aan de basis staat van de geldbubbel die vanaf 1917 tot ongeveer 1980 opzwol. Na de Eerste Wereldoorlog gebruik gingen overheden maken van de geldpers van de centrale banken om hun binnenlandse politieke wensen ten uitvoer te brengen. Hoewel dit politiek-economische systeem door onervarenheid en internationale onenigheid snel struikelde en verviel in een economische depressie en de daaropvolgende Tweede Wereldoorlog, werd het onder leiderschap van de Amerikanen daarna voortvarend weer opgetuigd. Het werd steeds duidelijker hoe de Amerikanen meer en meer de dominantie op de financiële wereldmarkt claimden, en daartoe ook politieke middelen niet schuwden. Ook dit systeem functioneerde echter niet naar behoren en kreeg te maken met bijeffecten, die weer moesten worden bestreden.

Het financiële systeem werd een monster, dat steeds grotere risico’s nam en door overheden en centrale banken bij tijd en wijle moest worden gered, maar dat uiteindelijk in 2007 in zijn eigen zwaard viel.  De problemen waren echter niet in dat jaar begonnen, maar waren een uiting van een proces dat vanaf 1917 was ingezet en dat na negentig jaar zijn logische einde vond.

Hoe gaat het verder?  Overheden en centrale banken, de kern van het staatskapitalisme, zullen uit lijfsbehoud met man en macht proberen de crisis te bezweren die na dit einde is ontstaan. De geschiedenis leert dat er onherroepelijk sprake zal zijn van een verdere koopkrachtdaling van ons spaargeld, mogelijk door versnelde schulddeflatie of zelfs hyperinflatie.

Een rode draad door dit boek is de afnemende intrinsieke waarde van geld (zoals die werd gegarandeerd door de goudstandaard), en de toename van schuld ofwel krediet als betaalmiddel in de economie. Schuld kan alleen afbetaald worden als de economie blijft groeien. Die groei heeft nu zijn plafond bereikt. De terugval naar een realistische waarde van ons geld is alleen mogelijk is door een revaluering van fysiek goud en de terugkeer ervan in ons monetaire systeem door middel van een muntstandaard, een goudstandaard of een spaarstandaard. Daarbij staat voorop wat gezien wordt als de manier waarop goud het beste functioneel kan zijn in onze moderne maatschappij.

Na de dollar breekt de tijd van het goud weer aan

We staan aan de vooravond van een ongekende gebeurtenis, een keerpunt in onze geschiedenis: een Amerikaanse overheid die haar rekeningen niet meer kan betalen.
Door een politiek onvermogen om het schuldplafond te verhogen? Door een groeiend wantrouwen in de markt met als gevolg stijgende rente en een dalende dollar? Het Amerikaanse uitgavenpatroon is in elk geval niet vol te houden, dat begint iedereen in te zien. Dit exorbitante uitgavenpatroon zit verankerd in ons monetaire systeem maar loopt op zijn laatste benen.

De Verenigde Staten kwamen niet alleen als militaire overwinnaar uit de Tweede Wereldoorlog, maar met tweederde van de totale hoeveelheid monetair goud ook als monetaire grootmacht. De door de VS gewenste monetaire spelregels konden hierdoor aan de rest van de wereld worden opgelegd. De dollar werd gekoppeld aan goud tegen een vaste prijs van $35 per ounce (31 gram) en de overige valuta werden gekoppeld aan de dollar.

Argwaan

De Amerikanen maakten flink gebruik van het feit dat de dollar in het buitenland werd gezien als even stabiel en waardevol als goud. Ze financierden zowel oorlogen als de opbouw van een verzorgingsstaat, met als gevolg gestaag oplopende begrotings- en handelstekorten. Het dollaroverschot ontmoette steeds meer argwaan. De uiteindelijke ontkoppeling van de dollar en het goud in 1971 als gevolg van een vertrouwenscrisis was dan ook onvermijdelijk.

Na het wegvallen van goud als basis van het bestel bestaan de monetaire reserves van de meeste centrale banken in de wereld uit dollars en Amerikaanse staatsobligaties, in essentie claims op toekomstige inkomsten. Ons monetaire systeem is dus niet meer gebaseerd op het vertrouwen in de disciplinerende werking van goud, maar op het vertrouwen dat we hebben in een goed presterende Amerikaanse economie en een stabiel politiek klimaat.
Omdat de VS decennialang over de stabielste munt, de sterkste economie en het stabielste politieke systeem beschikten, was het vertrouwen gegrond.

Nu de economische macht van de VS tanende is, neemt het vertrouwen navenant af. Door het steeds weer verhogen van het schuldplafond is nu zelfs een acute vertrouwensbreuk mogelijk. En dan gaan beleggers over tot verkoop van Amerikaanse staatsobligaties en dollars.

Smalle basis

Een vertrouwensbreuk kost erg veel geld: “zolang de buurman niet werkloos raakt, is ook de waarde van het eigen huis gewaarborgd.” Ons geldsysteem heeft dus een erg smalle basis. Het is dan ook niet vreemd dat de instabiliteit van de waarde van de dollarreserves wereldwijd grote spanningen oproept.

De grote vraag voor mensen die hun spaaroverschot in Amerikaanse obligaties hebben gestopt, is nu of de uitstaande Amerikaanse schuld zal worden afbetaald met uitbetaling in geld van mindere waarde of met minder geld. Spaarders zoeken daarom hun toevlucht in toenemende mate in fysiek goud, de enige vorm van (financieel) bezit waar geen claim tegenover staat.

Over Sander Boon

Sander Boon (1971) is politicoloog. Na zijn studie werkte Sander bij politieke denktanks en hij specialiseerde zich in financieel-economisch en sociaal-economisch beleid. Hij adviseerde politieke partijen en schreef voor een aantal partijen het partijprogramma. Daarnaast deed hij de research en redactie van Willem Middelkoops bestseller ‘Als de dollar valt’ en publiceerde met hem een wekelijkse nieuwsbrief over geopolitiek, energie en financiële markten.

Door Sanders onderscheidende politieke en financieel-economische visie heeft hij de kredietcrisis kunnen zien aankomen en maakt hij treffende analyses over de hedendaagse en toekomstige sociale en economische ontwikkelingen. Sander publiceert in binnen- en buitenland (waaronder Trouw, De Volkskrant en Het Financieele Dagblad) in zowel oude als nieuwe media. Vanaf 2010 is Sander als partner verbonden aan GSCG Market Intelligence. Vanuit GSCG adviseert hij institutionele beleggers over de rol van goud in een beleggingsportefeuille. Naast zijn werkzaamheden als consultant geeft hij regelmatig marktcommentaar en lezingen.

tijdstip en locatie:

Aanvang 2000 uur

Libertarische Partij p/a Hollands Juristen College
Landgoed Marlot
Leidsestraatweg 77A
2594 BB ‘s-Gravenhage

Dit zit tegen Wassenaar aan, bij vd Valk de N44 verlaten richting N14, kruising met N14 oversteken, wijk rechts is Marlot, bij stoplicht paar honderd meter na de N14 wijk in en doorrijden / links aanhouden dan wel afslaan tot je bij de N44 Rijksstraatweg bent, die kan je niet op maar je kan wel een kleine ventweg achter de geluidswal op. Je rijdt nu in een parkje. Eerste links en dan aanbellen bij het Hollands Juristen College