De verkiezingscampagne is begonnen. Politici beloven kiezers alle sterren van de hemel. Maar ze kunnen kiezers iets geven als de overheid dat eerst van iemand afgenomen heeft. Wie trapt er nog in?

 

De verkiezingsstrijd is begonnen en de beloften vliegen de kiezer weer om de oren.
D66 belooft organen aan mensen die wachten op een donororgaan. Dat mensen geen eigendom van de gemeenschap dan wel de staat zijn – ook niet na hun dood – schijnt de partij niet te deren.
De PvdA en de VVD willen meer geld voor sport. Best wel doorzichtig, zo vlak na de euforie van de Olympische Spelen in Londen. De VVD voegt daar nog aan toe dat het betaald moet worden uit de opbrengst van loterijen. Dat loterijen koppelverkoop bedrijven doordat zij de winst van de loterij besteden aan allerlei doelen zonder de deelnemers daar enige zeggenschap in te geven, maakt kennelijk niet uit. Van een zichzelf liberaal noemende partij zou je verwachten dat die juist bezwaar maakt tegen deze vorm van gedwongen donatie middels een loterij. Maar niet dus, de VVD wil juist de politiek zeggenschap geven over de besteding van de loterijwinsten.

Het CDA wil bezuinigingen op de kinderopvang waar ze een paar maanden terug nog voor waren, terugdraaien.
GroenLinks belooft de kiezers gratis water in horecagelegenheden.
De enige belofte die ik nog mis in het palet is gratis bier voor iedereen. Maar misschien komt die nog.

Als politici kiezers iets geven, dan kan dat alleen als de overheid eerst iets afneemt van een ander of van de ontvanger zelf. In het laatste geval is er sprake van een sigaar uit eigen doos. De overheid zelf schept immers geen welvaart. Dat doen burgers en bedrijven. Niettemin is het herverdelen van welvaart voor politici een profijtelijke onderneming gebleken. Dat komt door een combinatie van het prisoner’s dilemma en door het instituut van het algemeen kiesrecht.

De werking van het prisoner’s dilemma is in dit verband als volgt. Als niemand voordelen van de overheid verlangt, hoeft de overheid ook niemand iets af hoeft te nemen, althans niet met de bedoeling van herverdeling.
Het probleem is echter dat de meeste kiezers ervan uitgaan dat anderen de voordelen zullen accepteren en vervolgens de conclusie trekken dat het beter is om dat zelf ook maar te doen. Want anders heb je wel de kosten (in casu extra belastingen voor de financiering van de herverdeling door de overheid), maar niet de lusten (de herverdeling). Als iedereen zo denkt – en handelt – gaat de lastendruk alleen maar omhoog. Bovendien zullen kiezers alert zijn bij het claimen van de voordelen, maar tegelijkertijd proberen de compenserende belastingen te ontgaan.

Het instituut van het algemeen kiesrecht leidt ertoe dat iedereen een stem in het bestuur heeft, ongeacht of de persoon in kwestie de kosten van dat bestuur ook mede draagt. Wie alleen maar geld, goederen of voorzieningen krijgt van de overheid, maar geen of weinig belastingen betaalt, heeft net zo veel zeggenschap als iemand die veel belastingen betaalt. In een dergelijk politiek stelsel hebben politici een sterke prikkel om meerderheden te organiseren van kiezers die per saldo voordeel hebben van overheidsinterventie, en met name van herverdeling van inkomens. Het is ook niet verwonderlijk dat sinds de invoering van het algemeen kiesrecht de overheidsinterventie in de maatschappij – en daarmee de druk van belastingen en premies – alleen maar toegenomen is.

Illustratief in dit verband is dat de Founding Fathers van de VS in de eerste plaats republikeinen waren, maar beslist geen voorstanders van directe democratie. Democratie diende in hun visie beperkt te blijven tot representatieve democratie. Zodra de massa de regeringsmacht rechtstreeks uit ging oefenen kon dat in hun ogen alleen maar leiden tot mob rule (lees: de heerschappij van irrationele massa’s).

Ondanks het feit dat zowel de Amerikaanse als de meeste Europese democratieën zijn gebaseerd op het principe van representatieve democratie, hebben politiek en bestuur onmiskenbaar trekken van massamacht gekregen. Deze ontwikkeling is niet te wijten aan de teloorgang van het staatsrechtelijk bestel, maar is langs de weg van sociaal-economisch beleid tot stand gekomen. Door een steeds groter deel van het inkomen van de burgers uit te geven, zijn de rechten van het individu ondermijnd ten voordele van de macht van de overheid. Een dergelijke ontwikkeling kan natuurlijk niet onbeperkt doorgaan.

Momenteel treden er drie, elkaar versterkende, ontwikkelingen op die het voortzetten van de zojuist geschetste ontwikkeling moeilijk, zo niet onmogelijk maken.
Allereerst de vergrijzing van de bevolking, die het productiepotentieel van de maatschappij ondermijnt.
In de tweede plaats zien we dat het zwaartepunt van de wereldeconomie zich verplaatst van de Westerse landen (the Atlantic basin) naar Zuid-Oost Azië (the Pacific rim).
Last but not least komt daarbij nog de financiële crisis die door politici wordt aangegrepen om bijna onbeperkt publieke schulden te maken onder het voorwendsel dat daarmee de economie wordt gered.

Of dat laatste ook gaat lukken is maar zeer de vraag. Want een gezonde economie die welvaart en werk genereert vraagt om kapitaal. Welvaart hangt immers behalve van specialisatie en arbeidsdeling, vooral af van de beschikbaarheid van kapitaal voor investeerders en ondernemers. Het is per slot van rekening de kapitaalsinvestering die de arbeid productief maakt. Een proces van kapitaalaccumulatie is geen bedreiging van de welvaart, maar juist een wenselijke ontwikkeling. Kapitalistische landen, die kapitaalaccumulatie toestaan, zijn daarom welvarender dan landen met een kapitaal-vijandige politiek. Een slimme arbeider weet dat, een slimme politicus ook. Het scheppen van schulden doet precies het omgekeerde van wat er moet gebeuren.

Het slurpt kapitaal op, daar waar het nu tijdens een crises het meest nodig is namelijk uit privé-sector. De kapitaalarmoede die het gevolg is maakt het herstel van welvaart moeilijk. Een economische boom zoals het Westen die in de na-oorlogse jaren heeft gekend – en laatstelijk nog in de jaren 90 – is daarom niet snel te verwachten. Daarom is de huidige politiek zo uitzichtloos.

 

Misschien weten politici dat ook wel en verklaart dat de vlucht in Brood-en-Spelen-marketing. In dat laatste geval hoeven de kiezers geen hoge verwachtingen te hebben van wat er na de verkiezingen gaat gebeuren. Het zal uitdraaien op – opnieuw – een combinatie van lastenverhogingen, minder voorzieningen en veel voodootalk in de hoop dat er vroeger of later een uitweg in zicht komt.

Paul Verhaegh

2 REACTIES

  1. Goed stuk, Paul.

    Aanvulling op de tweede alinea: Rutte wordt wanhopig en belooft 1000 euro aan elke werkende Nederlander. Zonder last of ruggespraak, toch? Dit is gewoon stemmen kopen, niet dat er na 12 september iets van terecht komt, want het geld is er niet (althans niet voor dit doel, anders zouden de belastingen gewoon omlaag kunnen) en de meerderheid kan het wegstemmen.

    Een representatieve democratie heeft een grondwet nodig om de macht van de staat in toom te houden. In tegenstelling tot wat velen denken is een grondwet bedoeld om de staat beperkingen op te leggen, niet de burgers. Amerika heeft haar onvolprezen Constitutie, die helaas straffeloos door de overheid verkracht wordt, en Nederland heeft niet eens een fatsoenlijke grondwet; ooit hadden ‘we’ het Plakkaat van Verlatinghe, maar die tijd ligt ver achter ons. Een grondwet hoort aan te geven wat de staat mag, en alles wat er niet in staat mag de staat dus niet. De Constitutie is prettig dun.

    Ondanks het feit dat de Amerikaanse (federale) overheid volgens de Constitutie vrij weinig mag heeft die overheid zich veel te veel macht toegeëigend. Om de burger te bewegen die macht te accepteren, zelfs toe te juichen, worden herhaaldelijk false flag operaties opgezet, maar de verkregen macht blijft ongrondwettelijk. Er zijn rechtszaken geweest waarbij de burger is geterroriseerd met de Patriot Act, waarbij de overheid de aanklachten op het laatste moment liet vallen om te voorkomen dat de Patriot Act door de rechter ongrondwettig zou worden verklaard. Ondertussen is het leven van de aangeklaagde al behoorlijk verwoest.

    Zodra een samenleving te welvarend wordt, en individuen dus te veel te verliezen hebben, neemt de bereidheid tot verzet tegen een overheid af. Totdat die overheid zijn hand overspeelt en mensen opeens niets meer te verliezen hebben. Op dat moment is het tijd voor touw en lantaarnpalen, guillotines en andere creatieve uitingen. Daarna herhaalt de geschiedenis zich weer.

    Men zou verwachten dat ergens in deze herhaling van zetten iemand het leermoment zou herkennen, en daarmee ook de boosdoener: het bestaan van een machts- en geweldsmonopolist. Maar nee hoor, men kan zich domweg geen leven voorstellen waarin mijn zelf zijn eigen beslissingen neemt en verantwoordelijk is voor de gevolgen daarvan. Dat is maar ‘eng’.

Comments are closed.