“Vertel me in je eigen woorden wat er is gebeurd,” zei de vrouw lijzig.  De identiteitsbadge op haar legeruniform gaf aan dat ze kapitein Talia Greving was.  Ik schatte haar een jaar of veertig, maar ze was overdadig opgemaakt wat de foutenmarge van mijn schatting doorgaans aanzienlijk vergroot.  Ze had halflang vuurrood haar dat steil achter haar oren was gekamd, maar ik vond de vele haartjes onder haar neus een grotere afknapper.

Ik zweeg, terwijl ik mijn blik door de ruimte liet gaan.  De stalen tafel waaraan we zaten was aan de vloer vastgeschroefd, evenals de vier aanwezige stoelen.  Op de vloer lag van dat fantasieloze zwarte linoleum en de muren waren spierwit geverfd, net als de radiatoren.  Door de getraliede ramen kwam spaarzaam licht binnen.  Bij de deur stond de negroïde bewaker, die mij hier had gebracht, met zijn armen over elkaar.  Aan zijn epaulet van drie strepen was te zien dat Elroy gewoon agent was.  Hij was met zijn geschatte lengte van twee meter zeker een kop groter dan ik en minstens een schouder breder.

Vanachter haar donkergerande bril scanden haar ogen mijn gezicht.  Na een halve minuut verbrak kapitein Greving de stilte.  “Luister, Kees.  Ik werk bij de Koninklijke Landmacht, Afdeling Geestelijke Gezondheidszorg, Bureau Bijzondere Medische Beoordelingen.  De politieleiding heeft ons ingeschakeld vanwege onze specifieke kennis op het snijvlak van grootschalige geweldsuitingen en forensische psychiatrie.  Ik heb opdracht gekregen om je motieven te achterhalen en een psychoanalytisch profiel op te stellen.  Als je niets zegt, kan ik geen goede beoordeling maken en dat zal niet in je voordeel zijn,” zei ze, haar schouders ophalend.

“Doctor Greving, ik ben me volledig−−”

“Talia, alsjeblieft,” zei ze met een geforceerd glimlachje. Ze duwde haar bril bij de brug terug omhoog. Gezien de trouwring die ze droeg, was Talia er klaarblijkelijk in geslaagd iemand te vinden die de inhoud belangrijker vond dan de verpakking.

“Doctor Greving,” zei ik, terwijl ik mijn blik op haar bril gefixeerd hield, “ik weet waar ik mij bevind en ik ben me volledig ervan bewust dat alles wat ik te berde breng tegen me zal worden gebruikt.  Ik ben niet gestoord, en er is geen reden om me bang te maken met uw psychoanalytische flauwekul.”

“Het is aan mij als professional om te beoordelen of je gek bent of niet.  Je zou ook tijdelijk ontoerekeningsvatbaar kunnen zijn.  Laten we de feiten maar onder ogen zien: mensen die goed bij hun hoofd zijn blazen geen gebouwen op, of wel? ‘

Ik fronste mijn wenkbrauwen. “Vráágt u het mij nou, of was het een retorische vraag?”

“Een beetje van beide.”  Ze keek in mijn dossier dat voor haar op tafel lag. “Kees de Wilde, 48 jaar, door de bevolking bijgenaamd Kobus Knaller,” las ze van het papier. “Je hebt acht overheidsgebouwen opgeblazen, maar gebouwen die geen eigendom van de staat zijn, heb je met rust gelaten is.  Je deed dat steeds ‘s nachts, gelukkig zonder ook maar één slachtoffer te maken.  De vraag dringt zich echter op: heb je een hekel aan de staat, Kees?”

“Ik geef toe dat ik niet bepaald dol ben op de overheid.  Wie bij zijn volle verstand is dat eigenlijk wel?  Maar ik heb geen hekel aan de overheid als zodanig.  Hoe kunt u zoiets mallotigs insinueren?” blufte ik.

“Help me dan, Kees,” zei de lijzige stem. “Hoe kan ik concluderen dat je gezond van geest bent en niet een ontspoorde regeringshater, met al het bewijs dat hier voor me ligt?”

Ze keek alsof ze al een besluit had genomen over mijn geestestoestand, dus ik wist dat ik haar moest wegblazen met een logische redenering. “Doctor Greving, bent u het eens dat we een financiële crisis bij de hakken hebben?”

Kapitein Greving was even uit haar evenwicht gebracht door deze wending van het gesprek. “Ik denk dat je terecht die conclusie kun trekken,” zei ze stijfjes.  Ze maakte een korte aantekening in mijn dossier.

Ik zuchtte.  Ik werd kregelig van haar trage manier van praten.  “Oké dan.  De kranten stonden vol commentaren van mensen op die vreselijke nucleaire ramp in Japan als gevolg van de aardbeving daar een paar jaar geleden.  Sommigen van die mensen waren financieel-economische analisten.  Beschouwt u hen als geestelijk gezond en stabiel?”

Talia Greving draaide wat onrustig op haar stoel en probeerde hem te verplaatsen.  “Uhh … ja, ik denk het wel.  Natuurlijk moet ik ze beoordelen in een persoonlijk gesprek om hun geestestoestand met zekerheid te kunnen vaststellen, maar ik heb geen reden om aan te nemen dat ze geestelijk niet gezond zijn als ze commentaar in een krant verzorgen.  Ik bedoel, die redacteuren zijn ook niet gek.  Maar,” zei ze kordaat, terwijl ze haar schouders naar achteren trok, “waarom zou de geestestoestand van die economische analisten er trouwens toe doen?  We zijn jou aan het beoordelen, en niet die economische analisten.”

“Nou, deze economen stellen dat deze ramp in Japan uiteindelijk goed is voor de Japanse economie, omdat de wederopbouw van het land werkgelegenheid creëert, en ze dan meteen de nieuwste technologie kunnen toepassen,” zei ik kalm, mijn woorden zorgvuldig kiezend.  “Deze briljante analisten zetten mij aan tot actie om te doen wat onze ineffectieve regering heeft nagelaten.  Vernietiging is goed voor de werkgelegenheid en welvaart van ons land.  Dat is wat ze hebben gezegd, of niet soms?” zei ik, mijn kin naar voren stekend.  Ik keek haar recht in de ogen. “Ik heb dus alleen maar gevolg gegeven aan wat de economische analisten concludeerden en propageerden.  Als u vindt dat dat mesjogge is, denk ik dat u achter hèn aan moet gaan.”

Ik stond op en vroeg Elroy me naar mijn cel terug te brengen, Talia Greving perplex achterlatend.

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

Ingezonden door Leonardo Pisano

3 REACTIES

Comments are closed.