Er zijn meerdere maatstaven voor de economische omvang van een land. BBP, BNP, BNI, BBI, en wat er verder al niet is verzonnen. Eventueel uitgedrukt per hoofd van de bevolking. Een van de zaken die men thans niet langer ter discussie stelt is dat overheidsbestedingen deel uitmaken van de economische omvang van een land. Is dat wel zo’n logische keuze? En wat zijn de gevolgen van deze keuze?
In de eerste plaats wil ik erop wijzen dat de overdrachtsuitgaven (uitkeringen en dergelijke) geen onderdeel uitmaken van enige definitie van het nationaal product. Het zijn slechts de overheidsbestedingen, de inkoop van materiaal, arbeid, grondstoffen en investeringen die de staat meerekent als zijnde onderdeel van de economische omvang van een land. In Nederland maakt dit ongeveer 20 procent van het BNP uit.
De mate van economische groei, en daaraan gekoppelde inkomens en belasting stijging die daar vaak aan gerelateerd is, bepalen in hoge mate de politieke agenda. Het is dus van belang dat deze maatstaf goed gekozen wordt. En er verder geen discussie hoeft te zijn over de zuiverheid van deze maatstaf.
Is het zuiver om de overheids bestedingen onderdeel te laten maken van economische groei? Is een krimp in de overheid door bijvoorbeeld een grootschalige ambtenaren ontslagronde, negatief voor de economie van een land? Is een loonsverhoging van ambtenaren in dit kader een positieve ontwikkeling? Deze twee voorbeelden maken duidelijk dat er ergens iets niet helemaal lekker zit als de overheidsbestedingen worden meegenomen.
Aan de andere kant, als een bedrijf genationaliseerd wordt en de diensten “gratis” aan de bevolking ter beschikking worden gesteld, is dit dan een vermindering van de economische activiteit?
Voor beide standpunten valt dus wat te zeggen, waarom dan niet een tweetal maatstaven?
In Nederland zijn de overheidsbestedingen redelijk constant, in een land als de VS is het echter sterk fluctuerend. Dan is het interessanter om de economische omvang te bepalen van de private sector. Een sector die, en dat is iets waar we het hier zeker over eens zullen zijn, veel belangrijker is voor de duurzame economische groei. Wil je de economische groei van de VS het afgelopen decennium beoordelen dan dienen de verstorende fluctuaties van de overheidsbestedingen te worden geëlimineerd. En dient slechts als indicator van economische gezondheid van een land de BNP voor de private sector te worden beoordeeld zonder overheid. Een BNPP dus waarbij de tweede P staat voor private sector. Dit geeft een andere ontwikkeling te zien dan het officiële cijfer. Robert Higgs schreef hierover afgelopen vrijdag een lezenswaardig artikel op Mises.org.
Het is te betogen dat het geen onderscheid maken tussen deze verschillende nationale producten in het verleden tot de nodige verwarring heeft geleid. Lange tijd heeft men de gedachtes van Keynes hierdoor kunnen vertalen in overheidsbeleid. De economie werd als maakbaar gezien. Het oppompen van de overheid zorgde in eerste instantie voor mooie groeicijfers. Alles leek mooi samen te komen.
Er is echter een tweede aspect aan het meten van het BNP. Dat is de eenheid waarin het wordt uitgedrukt. Het wordt uitgedrukt in eenheden van fiat valuta’s als de USD of de EUR. Valuta’s waar gestreefd wordt naar een milde inflatie. Dus een zichzelf uithollende meeteenheid.
De zich uithollende meeteenheid is geen gelukkige keuze. Het lijkt erop of er welvaartsgroei is die er niet is. Op zich is dat natuurlijk een mooi politiek gegeven, iedereen lijkt meer te krijgen zonder dat de politicus enige inspanning hoeft te verrichten. Het lijkt er ook op of we veel rijker zijn dan zeg pakweg tien jaar geleden.
De verschillende manieren waarmee men met prijsindexcijfers voor de uitholling van de maatstaf door inflatie probeert te compenseren en een inflatie neutrale maatstaf te vinden roepen ook de nodige kritiek op. Bovendien, welk prijsindexcijfer dient gebruikt te worden, dat van consumenten of producenten? Fiat valuta’s blijven een ongelukkige keuze.
De politicus heeft dus bij de ruime definitie van het nationaal product een tweetal mogelijkheden om de schijnbare groei te beïnvloeden, ofwel schulden maken en overheidsbestedingen verhogen, ofwel de geldwaarde uit te hollen.
Dit verklaart meteen waarom het zo moeilijk is voor politici om daadwerkelijk economisch zinvolle maatregelen te nemen. De echte economie wordt niet gemeten. Wat goed is voor de echte economie, de private sector, is vaak slecht voor de overheidsbestedingen en een politieke herverkiezing. Betoogd kan worden dat inflatie een funeste vermogensheffing is op degenen die een lange termijn visie hebben en deze proberen te realiseren door te sparen en te investeren. Voor de politicus is inflatie echter thans bijna noodzaak. Hetzelfde is het maken van schulden al is het alleen maar om een economische “teruggang” te maskeren die het gevolg is van minder overheidsbestedingen. In praktijk zien we beide gebeuren, inflatie en schulden maken. Decennia lang is dit een centraal thema van de economische politiek gebleken. Het is ook het fundament van het zogenaamde stabiliteitspact. Gebaseerd op economische groei en inflatie percentages komt men via een formule uit op een toelaatbare schuld en tekort.
Als het doel van het meten van economische omvang is het bepalen van de levenskracht van een economie dan dient men slechts de private sector te meten. Dan is de definitie die thans geldt niet de juiste, sterker nog, volgens mij zet deze definitie in combinatie met de meeteenheid (fiat valuta) de burger juist op het verkeerde spoor. En is het zo massaal gebruiken van deze definitie verantwoordelijk voor een deel van de huidige malaise.
Bij het meten van de groei van de private sector dient echter ook de nodige voorzichtigheid te worden betracht. Het prijsmechanisme is in veel bedrijfstakken ondergeschikt gemaakt aan overheidsingrijpen. Hele economische sectoren zijn thans niet langer gebaseerd op een vrij prijsmechanisme. De staat bepaalt bijvoorbeeld in de energie sector in hoge mate welke investeringen renderen en welke niet. Ik zal maar zwijgen over landbouwpolitiek. Een private sector waar het prijsmechanisme onderhevig is aan politieke beslissingen is geen private sector maar vertoont veel kenmerken van een planeconomie.
Dit verandert echter niets aan het feit dat men zich beter bewust dient te zijn van de tekortkomingen die inherent zijn aan onze huidige definitie van economische kracht. En dat het volgens mij goed is in bepaalde gevallen juist niet van de huidige definitie uit te gaan. Door de overheidsbestedingen mee te wegen wordt een schijnwerkelijkheid geschapen verergerd door het gebruik van fiat valuta’s en inflatie. Helaas ziet bijna niemand de nefaste gevolgen van deze combinatie in en zal de politiek gebaseerd blijven op suboptimale maatstaven.
“Eventueel uitgedrukt per hoofd van de bevolking. Een van de zaken die men thans niet langer ter discussie stelt is dat overheidsbestedingen deel uitmaken van de economische omvang van een land.”
Zolang er geen dubbeltellingen inzitten wel. Oftewel: je telt de netto-inkomens en de overheidsuitgaven op of je beschouwt alleen alle bruto-inkomens. De economie doet overigens geen uitspraak over het al dan niet fout zijn van het heffen van belastingen.
Comments are closed.