Vrijspreker:Â U wilde nog wat kwijt over carnaval
Opperdienaar: Inderdaad, carnaval is ook onderdeel van het overheersingsspel. Wat er bij carnaval gebeurt, is dat de burgemeester, de heerscher van de stad, de sleutel van de stad overhandigt aan prins carnaval.
Vrijspreker:Â Ik zie nog niet wat dit met heerschen en afpersen te maken heeft.
Opperdienaar: Die sleutel staat symbool voor de macht over de onderdanen. In de carnavalsweek kun je zien wat er gebeurt als je die dronken lor en de rest van de onderdanen de vrije loop laat. Het wordt een onbeheerscht drinkgelag, er wordt vreemd gegaan, er wordt nauwelijks gewerkt, kortom het is een zootje. Iedereen loopt met knotsgekke kostuums rond om aan te geven hoe dwaas ze zich gaan gedragen als ze niet overheerscht worden. Het is gelijk aan iedereen duidelijk dat die sleutel maximaal een week bij de onderdaan kan zijn, maar dan snel weer terug moet naar de burgemeester. Na deze machtswisseling is het dan nog 40 dagen vasten, want er is natuurlijk niets meer te eten, als de machthebber het een weekje op zijn beloop laat.
Vrijspreker:Â Waarom doet de onderdaan precies wat de heerscher wil?
Opperdienaar: Omdat de onderdaan zich veiliger voelt bij het idee dat hij een domme kluns is die tegen zichzelf beschermd moet worden door wijze, verantwoordelijke heerschers, dan bij het idee dat hij een boerderijdier is op een belastingboerderij. Zeker als dit een boerderij is die in de financiële problemen zit en een geslachte koe op korte termijn meer op levert dan een melkkoe en de boer de boerderij maar voor 4 jaar gehuurd heeft.
Vrijspreker:Â Vanwaar die gekke kostuums?
Opperdienaar: Van oudsher hebben machthebbers tastbare dingen gezocht om mee te rechtvaardigen dat voor hen andere regels golden dan voor de onderdanen. Dit alles omdat de opmerking dat je een volmacht had van de onzichtbare heerscher in de wolken, de wenkbrauwen al snel omhoog deed gaan.
Vandaar dat er kronen, scepters, vlaggen, tronen, gewaden en paleizen bijgehaald werden, waar uit moest blijken dat de morele regel voor sommige mensen ‘afgeven’ was en voor andere ‘afnemen’. Een tastbare oorzaak die de verschillen kan verklaren. Bij carnaval blijkt dat alleen een gekke muts opzetten niet voldoende is. De onderdaan blijft in het ongewisse waarom hij een afgever is en de heerscher een afnemer. En zo hoort het.