Traktatie of truc?
Het Paleis van de Hoge Heren had meer kamers en zalen dan een doolhof. Jonathan nam de geur waar van koffie en vers gebakken brood! Hij volgde zijn neus en liep een
gang in en kwam in een grote vergaderzaal waar verscheidene oudere mannen en vrouwen stonden te discussiëren en boos met hun vuisten
aan het schudden waren. Sommigen hielden een hand vast van anderen die zachtjes stonden te huilen.
“Wat is er aan de hand?”, vroeg Jonathan, die een enorme mand in het midden van de zaal zag staan. Het ding reikte bijna tot aan het plafond. “Waarom zijn jullie zo overstuur?”
De meeste oudere mensen negeerden hem en gingen door met steunen en tegen elkaar klagen. Eén ernstig kijkende man echter stond langzaam op en ging naar Jonathan toe.
“Die aanmatigende Hoge Heer,” gromde hij, “hij heeft het weer gedaan! Hij heeft ons voor de gek gehouden!”
“Wat heeft hij gedaan?”, vroeg Jonathan.
“Jaren geleden,” merkte de oude man sarcastisch op, “vertelde de Hoge Heer Ponzi van een groots plan waarmee voorkomen kon worden dat iemand op oudere leeftijd honger zou lijden. Klinkt goed, hè?”
Jonathan knikte dat hij het ermee eens was.
“Ja, dat dachten wij ook allemaal. Huh!”, snoof hij van ergernis. “Op straffe van de dood kreeg iedereen het bevel, behalve die almachtige Carlo Ponzi en zijn Raad, om iedere week hele broden in die gigantische mand te gooien. Ze noemen het de Zekerheidsfondsmand.
Degenen die de vijfenzestigjarige leeftijd bereikten en met pensioen gingen konden brood uit de Zekerheidsfondsmand halen.”
“Iedereen droeg bij, behalve de Hoge Heer Ponzi en zijn Raad?”, herhaalde
Jonathan.
“Ja, zij kregen een speciale behandeling”, reageerde de man. “Wij moesten meer brood van onszelf in een aparte mand gooien die exclusief voor hen was gereserveerd. Nu weet ik waarom ze dat van hen apart wilden houden.”
“Het moet wel prettig zijn om brood voor je oude dag te hebben”, zei Jonathan.
“Dat dachten wij ook. Het leek een schitterend idee, omdat er dan altijd brood zou zijn om de bejaarden te voeden. En daar we allemaal op de fantastische Zekerheidsfondsmand konden rekenen, zijn de meesten van ons gestopt met zelf brood voor de toekomst te sparen.
We dachten dat we onze gezinnen en familie en buren toch niet meer hoefden te helpen, daar de Raad voor ons allemaal zou zorgen.”
Zijn schouders gingen hangen alsof ze door de last van een heel leven omlaag gedrukt werden. De oude man bekeek de fragiele en verouderde groep.
Hij wees naar een andere bejaarde heer die op een bank in de buurt zat: “Op zekere dag zag mijn vriend Alan mensen brood in de mand gooien en er weer brood uithalen. Alan berekende dat de Zekerheidsfondsmand al snel leeg zou zijn. Hij was vroeger boekhouder, weet je.
Nou, Alan sloeg alarm.” Alan knikte bevend met zijn hoofd.
“We gingen rechtstreeks naar die mand en klommen tegen de zijkant omhoog. Het was een behoorlijke klus, maar we zijn niet zo zwak en blind als sommige van die jonge Hoge Heren denken.
Maar goed, we keken erin en ontdekten dat de voedselmand bijna leeg was. Het nieuws veroorzaakte een oproer. We vertelden die Hoge Heer Ponzi ter plekke dat hij er maar beter snel wat aan kon doen of anders zouden we bij de volgende verkiezingen gehakt van hem maken!”.
“Zo, ik wed dat hij bang werd”, zei Jonathan.
“Bang? Ik heb iemand nog nooit zo zenuwachtig gezien. Hij weet dat we heel wat slagkracht hebben wanneer we opgejut worden. Eerst stelde hij voor om de ouderen zelfs meer brood te geven, en daarmee vlak voor de volgende verkiezingen te beginnen. Vervolgens zou hij na de verkiezingen meer brood van de jongere werknemers afnemen.
Maar de werknemers prikten dwars door dat spelletje heen en zij werden ook kwaad. Die jonge werknemers zeiden dat ze nu brood wilden. Ze zeiden dat hun eigen provisiekamers het brood beter tegen ratten en schimmel beschermden dan de grote mand van de Raad.
En ze vertrouwden de Hoge Heren niet om tot hun pensioen van het brood af te blijven.”
“Wat deed hij toen?”, vroeg Jonathan.
“Die Ponzi weet altijd weer een uitweg. Hij zei toen dat iedereen vijf jaar langer moest wachten, tot hun zeventigste, voordat ze brood uit de mand mochten gaan halen. Nou, dat maakte degenen die dicht tegen hun pensioen aanzaten, degenen die hadden verwacht op hun vijfenzestigste brood te ontvangen, zoals hun beloofd was, weer boos.Uiteindelijk kwam Ponzi met een briljant, nieuw idee.”
“Net op tijd!”, riep Jonathan uit.
“Net op tijd voor de verkiezingsdag. Ponzi beloofde iedereen alles! Hij zou meer aan de ouderen geven en minder van de jongeren nemen.
Perfect! Beloof meer voor minder en iedereen is blij!”
De oude man pauzeerde om te zien of Jonathan door had wat er zou gebeuren.
“Het addertje is dat de broden ieder jaar kleiner zullen zijn. Ja. De broden zullen zo klein worden dat we in staat zijn er honderd per maaltijd te eten − en nog honger zullen hebben.”
“Verdomde oplichters!”, barstte Alan uit. “Wanneer de broden op zijn, laten ze ons foto’s van brood eten!”