links rechts, links rechts, links rechts.....
links rechts, links rechts, links rechts…..
Discussies over politiek worden nogal eens gehinderd door clichés die de werkelijkheid eerder verdoezelen dan verhelderen. Vaak komt het gebruik van clichés voort uit de – begrijpelijke – behoefte om zaken hanteerbaar te maken. Een voorbeeld van een cliché is het gebruik van de begrippen “links” en “rechts”.

Socialisten, sociaal-democraten, communisten e.d. worden doorgaans onder “links” gerangschikt, terwijl andere partijen “rechts” zijn of “midden”. Dan is er natuurlijk nog “extreem rechts”. Dat is een verzamelbegrip voor partijen die bij het beoordelen van individuen primair uitgaan van etniciteit. Partijen die zich “links” vinden gebruiken voor zulke partijen liever het etiket “fascistisch” in plaats van “extreem rechts”. Voor zichzelf reserveren ze de term “progressief”.

In de loop van de tijd is het begrip “extreem rechts” ruimer geworden. Partijen of standpunten die niet per se etniciteit centraal stellen worden ook extreem rechts genoemd, mits ze èn niet “links” zijn èn nog niet geaccepteerd zijn in kringen die “gewoon rechts” of “midden” zijn (“progressieven” spreken dan van “burgerlijk rechts”). Een mooi voorbeeld van dat laatste is de Fortuynistische stroming in de politiek. Toen Pim Fortuyn in 2002 op het politieke toneel verscheen gold hij in kringen van “progressieven” als “extreem rechts” en dus “fascistisch”. Gevestigd “rechts” (lees: VVD en CDA) zag hem op zijn best als een populist. Tegenwoordig zien we dat gevestigde partijen standpunten innemen die nauwelijks verschillen van die van de Lijst Pim Fortuyn in 2002. Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop er momenteel tegen immigratie wordt aangekeken. Of de nadruk op handhaving van regels in de publieke ruimte.

Tot zover de catalogus van stereotypen. Als we eens naar de filosofische basis van de diverse politieke stromingen gaan kijken, dan zien we dat er tussen “links” en “extreem rechts” bepaalde overeenkomsten zijn. Beide gaan namelijk uit van een strijdmodel: bij de nationaal-socialisten is dat de rassenstrijd, bij dat andere socialisme (“progressieven”) de klassenstrijd.

Beide stellen het collectief boven het individu. Bij de nationaal-socialisten heette dat “Jij bent niets, jouw volk is alles”, bij die andere socialisten is het – overigens onuitgesproken – motto: alles voor de mensheid, maar keihard voor de mens. Beide typen socialisme lopen zonder pardon over het individu heen. Het ene uit naam van “volk”, het andere uit naam van een abstract gelijkheidsideaal.

Nu heeft het nationaal-socialisme zichzelf een dusdanig slechte naam bezorgd – het had daar slechts vijf jaar voor nodig – dat iedereen wel weet waar categorische en kritiekloze verheerlijking van de eigen etnische groep toe leidt. Zeker als het via politieke macht in daden wordt omgezet. Slechts weinigen lopen er tegenwoordig nog warm voor.

Dat andere socialisme is nog steeds salonfähig.

Uitgaande van individuele vrijheid zijn beide politieke stromingen echter even gevaarlijk. Het rassensocialisme omdat het mensen weigert te waarderen op basis van hun persoonlijke – en dus unieke – kwaliteiten, dat andere socialisme omdat het abstracte gelijkheid boven kansen voor het individu stelt.

Een reden waarom de “socialen” nog steeds salonfähig zijn, is hun talent voor propaganda. Neem bijvoorbeeld het begrip “tweedeling”. Dit is een sociologisch aftreksel van het begrip “klassenstrijd” van Marx en Lenin. De “socialen” roepen voortdurend dat de tweedeling bestreden c.q. voorkomen moet worden. Maar als je de maatschappij ziet als een strijd tussen gepriviligeerd versus ondergepriviligeerd, dan schep je dus zelf een tweedeling. En die gebruik je dan vervolgens als rechtvaardiging voor je politieke streven. Een klassieke cirkelredenering dus. Een ander element van de propaganda is het vervalsen van begrippen. Daar waar de “socialen” spreken van “solidariteit” (Van Dale: gevoel van een-zijn met anderen; saamhorigheid) blijkt het steevast om dwang te gaan. Maar solidariteit veronderstelt een gevoel dat van binnenuit komt, niet iets dat van hogerhand wordt opgelegd.

Een andere oorzaak van hun aanhoudend succes is hun inzicht dat veel mensen in de eerste plaats gevoelig zijn voor de materiële aspecten van het leven. De “socialen” hebben hun politieke macht voor een groot deel te danken aan het uitdelen van voordeeltjes en privileges, betaald uit belastingmiddelen. De invoering van het algemeen kiesrecht is daarbij een onmisbare factor geweest. Toen kiezers eenmaal doorkregen dat je materiële zaken die je niet met arbeid wist te verwerven ook via de stembus kon krijgen, lag de weg open voor partijen die daar een centraal punt (“eerlijk delen”) van maakten. In het begin ging dat nog aarzelend, want veel mensen waren zo niet opgevoed en geneerden zich een beetje om iets te ontvangen waarvoor ze niets hadden gedaan. Maar vanaf eind jaren zestig, begin jaren zeventig was bij grote groepen van de bevolking de schaamte er wel vanaf. Inmiddels zijn we ruim veertig jaar verder en aangeland in de eindfase van het stem-je-rijk-socialisme: de fase van brood en spelen. Het gaat er nu nog om het kiezerspubliek te laten geloven dat ze per saldo krijgen. Want du moment de kiezers zien dat het rondpomp- en herverdeelcircus per saldo geld kost, valt de bodem eruit, althans electoraal. De actuele politiek in Nederland – en in andere EU-landen – draait alleen nog maar hierom. Het brood-en-spelen-spel wordt gespeeld door de socialisten van alle partijen, om met Friedrich von Hayek te spreken, niet alleen door klassiek “links”. Wie het gordijn weg durft te trekken zal daarachter de Wizard of Oz in al zijn trivialiteit zien staan. Dat is het einde van de betovering.

Kenmerkend voor dat andere socialisme is dus ook dat het wereld en mens steevast vanuit een materialistisch standpunt beschouwt. Als een socialist praat over kansen gaat het bijna altijd over kans op inkomen en/of vermogen (lees: over geld). Dat mensen ook niet-materiële doelen hebben in hun leven, valt buiten hun filosofische basis, tenzij het erom gaat de materiële voorwaarden voor niet-materiële doelen te verstrekken, zonder deze overigens zelf te scheppen. Je vraagt je af hoe het dan komt dat relatief veel intellectuelen (lees: gestudeerden) zich thuis voelen bij de “socialen”? Juist op intellectueel gebied heeft dat andere socialisme niet zoveel te bieden, afgezien dan van de dogmatiek en de cirkelredeneringen van Marx en Engels. Maar misschien ligt ook hier de sleutel in het materiële vlak: door de grote nadruk op de sturende – en confisquerende – rol van de overheid (“primaat van de politiek”) biedt het klassensocialisme de beste perspectieven voor academisch gevormden, zeker voor diegenen die studies hebben gedaan waarmee je in de private sector niets of niet veel mee kunt.

Ik wil daarmee maar zeggen: als een socialist anderen ervan beschuldigd dat hij of zij “praat vanuit de portemonnee” is dat eerder te verklaren vanuit de filosofische basis van de “progressieven” zelf, dan vanuit het gezichtspunt van degene die beschuldigd wordt. Trouwens, als praten vanuit je portemonnee “Bah” is in die kringen, waarom is praten over andermans portemonnee dan wel acceptabel?

Praten de “socialen” over onderwijskansen, dan bedoelen ze dat iedereen hetzelfde moet leren. Praten ze over opvoeding, dan bedoelen ze indoctrinatie. Praten ze over de civil society, dan bedoelen ze een van de vele overheidsprojecten die zij voor anderen (“de maatschappij”) runnen. Praten ze over een “licence to operate” voor ondernemingen, dan bedoelen ze politieke sturing van het bedrijfsleven. Praten ze over solidariteit, dan bedoelen ze dwang. Praten ze over vrijheid, dan bedoelen ze iets dat je van gemeenschapswege – en gratis – krijgt aangereikt, niet iets wat je hebt en dus zonder toestemming van wie dan ook kunt gebruiken. Praten ze over gelijkheid, dan bedoelen ze dat als de een iets niet kan, de ander maar beter niets mag mogen. Want stel je voor dat verschil in talent tot verschillende uitkomsten leidt. Dat kan natuurlijk niet. Allemaal gelijk, allemaal dezelfde geijkte opvattingen, allemaal gelijkgeschakeld. Een schapenmaatschappij. Wat zeg ik? Een schapenboerderij, bedoel ik. En maar geschoren worden.

Het ene socialisme wilde “volksvreemde” individuen tot slaaf maken, dat andere socialisme maakt iedereen – ook de eigen mensen – tot slaaf. Tel uit je winst. (En slaap lekker als je alle schaapjes hebt geteld.)

Paul Verhaegh

Lees ook mijn artikel Haat zaaien is strafbaar in Nederland. Oh ja? op het blog Liberaal-Eindhoven.nl

12 REACTIES

  1. Zolang Links en Rechts bestaat in de politiek zullen we nooit een eenhorig volk worden…. Tweedeling, juist- daar drijft de politiek op. Dan kunnen ze weer extra regeltjes maken dat geld opleverd. Misschien dat iemand kan onderzoeken hoeveel regels en wetten de laatste tien jaar erbij zijn gekomen. Ik doe het niet wegens een “possible” depressiviteit.
    Wijze woorden van Niccolo Machiavelli worden blindeLINKS gevolgd door de politiek.

    ric ardo [2] reageerde op deze reactie.
    Richard [3] reageerde op deze reactie.

  2. @ric ardo [1]: Ik heb wel wat cijfers met betrekking tot de VS voor je.

    Sinds 1993 zijn er ruim 80.000 nieuwe federale wetten en regels voor het bedrijfsleven bijgekomen. De totale kosten voor het bedrijfsleven om aan de regelgeving te voldoen bedragen een slordige $1800 miljard of te well 1,8 biljoen (1.8 trillion) per jaar. Een Amerikaans huishouden is daardoor gemiddeld een slordige $15000 per jaar kwijt aan ‘hidden taxes.

    Bron: Ten Thousand Commandments.

    Krijg je al zelfmoordneigingen?

    ric ardo [10] reageerde op deze reactie.

  3. Hoe meet je de invloed van een welvaartsstijging als gevolg van het loslaten van regels? Singapore werd gigantisch veel handels-achtiger toen regels en belastingen voor een deel werden losgelaten maar daardoor werd het zo’n drukte dat er allerlei persoonlijke regels noodzakelijk waren zoals zware straffen op het weggooien van een propje papier op straat, om de boel leefbaar te houden. Je ontkomt niet aan regels, en alleen iets wat als een goed geolied systeem functioneert overleeft, en gaat DUS geregeld toe. En dat is niet alleen te bereiken via zelfregulerend vermogen. Er is geen enkele situatie waar zelfregulerend vermogen een bewezen effect heeft op de welvaart. Het enige wat er vrijkomt bij het afschaffen van regels is een lust om te werken, maar in de moderne maatschappij moet je echt iets hebben voor gevaarlijke chemicaliën, brandgevaar, milieu want als je daar te makkelijk mee om gaat zijn de rampen ook des te groter. We boffen verder nog dat we met allerlei vaccinatieprogramma’s niet constant de cholera en de tyfus hebben in die drukke mensenmassa van internationaal karakter. Dus hoe zou je dat zonder regels toch gezond en menswaardig laten verlopen. Iemand?

  4. Ik vind roken een leuk voorbeeld van hoe het gaat als je geen regels zou hebben. Zonder allerlei ontmoediging rookt meer dan 40 of 50 procent van de bevolking gewoon door. En aangewakkerd door de reclames van de zovele commerciële bedrijven waarvan de directeuren zelf natuurlijk niet roken. In de tijd dat iedereen zich particulier kon verzekeren werd totaal niet gelet op iemands rookgedrag, dat was geen issue bij het aangaan van een verzekering. Dus iedereen rookte zich te pletter, het was toch niet verboden, en de commercie zorgde voor de aanhoudende stroom propaganda voor het roken en stuurde iedereen dus juist de verkéérde kant op. Bij binnenkomst bij het postkantoor of de bank werd je allereerst getrakteerd op een gigantische rookwalm en zag je later als je verder in de rij stond, de ingebouwde asbakken in de balies. Dat kennen we nu niet meer, maar oudere mensen weten dat nog heel goed. Het is enkel en alleen dankzij regels dat het ongezonde rookgedrag ietwat op zijn retour is geraakt, en dat mensen pas assertiever worden tegen rokers. Als je vroeger bij een bedrijf werkte, was er nergens een rookverbod tenzij de boel kon ontploffen, en dan nog waren die bordjes er meestal voor de verzekering. Je kon dus als niet-roker allerlei sigaretten over je hoofd hebben vliegen van collega’s die dat naar elkaar overgooiden, en een asbak op hun bureau hadden staan. Tegenwoordig zie je dat bijna niet meer, omdat alleen via overhedismaatregelen de assertiviteit van het volk pas kon worden aangewakkerd. Nu denkt het volk eindelijk eens van hé, dit is niet normaal, de bewustwording kwam niet van de commercie en de vrijheid, die zorgde juist dat mensen de afgrond in werden verleid, maar enkel en alleen van de overheid. Tot die tijd was elke weldenkende die aan kon tonen dat roken ongezond was, een roepende in de woestijn, een soort Don Quichotte die maar een rare eenmansstrijd voerde tegen de gevestigde gedachten van de goegemeente. Wat dat betreft is een overheid die over onze gezondheid waakt echt wel een zegen te noemen. Het is een machtig steuntje in de rug voor al diegenen die het roken van een ander beleven als het initiëren van geweld tegen hun gezondheid, maar alleen staan in hun lijden. En ook een steuntje in de rug voor mensen zelf die eigenlijk wel gewoon wéten dat roken ongezond is. Daarom zijn regels juist zo goed! En een goede gezondheid is niet gratis want gratis bestaat niet. Je kunt als tegenstander met een vooroordeel tegen een overheid dan wel alleen de kosten van iets in beeld brengen, maar de baten zijn niet zozeer een winst in geld maar een werkelijkheid, die schoner en frisser is geworden, om ons heen. En hetzelfde geldt voor al die milieukwesties.

    Paul Verhaegh [7] reageerde op deze reactie.
    Richard [9] reageerde op deze reactie.
    Seneca [11] reageerde op deze reactie.

  5. @Pteranodon [6]:
    Roken in openbare ruimtes is niet verboden omdat het verboden is, maar omdat je niet het recht hebt anderen te laten meeroken. Dat heeft dus niets met collectivisme te maken en alles met rechten van het individu. Dat je daar regels voor moet maken, raakt niet aan het punt van dit artikel.

    Richard [8] reageerde op deze reactie.

  6. @Paul Verhaegh [7]: Zodra de rook van iemand het fysieke domein van een ander binnenkomt, is er sprake van vervuiling en wordt de eigenaar van dat fysieke domein onrecht aangedaan. Onder het fysieke domein van iemand worden zijn somatische als zijn extra-somatische middelen gerekend. Dus zijn lichaam en zijn eigendommen.

    Dit houdt uiteraard niet in dat roken per definitie verboden moet worden. Zodra de eigenaar van een restaurant duidelijk aangeeft dat er gerookt mag worden, kan een gast zich niet beklagen over het roken van anderen. Hij gaat immers akkoord met de geldende regels van de restauranthouder zodra hij het restaurant betreedt.

    Richard [9] reageerde op deze reactie.

  7. @Richard [8]: @Pteranodon [6]: Veel problemen aangaande vervuiling zouden opgelost worden indien eigendomsrechten worden gerespecteerd. Vervuiling van andermans eigendom is immers niet toegestaan. Een voorbeeld ter ondersteuning is de rechtspraak gedurende de industriële revolutie in Amerika. Er werden veel rechtszaken aangespannen door mensen tegen de eigenaren van vervuilende fabrieken omdat de uitstoot de huizen en de lucht op het grondgebied van veel mensen ernstig vervuilde. Tussen 1840 en 1850 werden veel fabriekseigenaren daarom door rechtbanken gesommeerd tot het staken van de vervuilende activiteiten en het uitkeren van schadevergoedingen. Als reactie hierop gingen fabriekseigenaren massaal aan de slag om hun uitstoot en vervuiling te verminderen. Dit gebeurde ook preventief door fabriekseigenaren die nog niet waren aangeklaagd. Gedurende de genoemde periode ontstond er dan ook een compleet nieuwe industrie die zich bezig hield met het produceren van roetfilters en andere zaken om vervuiling en uitstoot tegen te gaan.

    Tot rond 1850 de rechters de opdracht kregen om niet langer de individuele eigendomsrechten maar ‘het algemeen belang’ voorop te stellen. Er werd gesteld dat de extra kosten die bedrijven moesten maken om vervuiling tegen te gaan economische schade opleverde wat ten koste ging van welvaart en werkgelegenheid. Dit was tegen het ‘algemeen belang’ dat zoveel mogelijk mensen moesten kunnen profiteren van de welvaart. Vanaf dat moment werden klagers over vervuiling in het ongelijk gesteld vanwege ‘het algemeen belang’, nam de vervuiling langzaam weer toe en gingen de producenten van roetfilters e.d. uiteindelijk failliet.

    Bovendien is de overheid nog altijd een grote vervuiler. De uitlaatgassen van auto’s die over de overheidswegen rijden gaan direct het luchtruim en vervuilen de lichamen en het eigendom van veel mensen. In een vrije samenleving waar eigendomsrechten gerespecteerd worden, zou de eigenaar van een weg daar niet mee wegkomen.

  8. @Richard [3]: Beste naamgenoot,

    Ik had het liever over nederland gehad. Maar wat je zegt sloeg er bij mij ook als een bom in. Maar zoals we kunnen merken dat we sinds 1996 steeds meer ver- amerikaniseren…… Total Control- Big Brother is watching you….

    Eh nee ik ga nog geen zelfmoord plegen. Er zijn nog wel leuke dingen die ik wil doen en mee wil maken alhoewel het steeds minder wordt.

  9. @Pteranodon [6]: Minder rokers door meer overheidsregels ? Mag ik daar wat harde cijfers van zien ? Het laatste waar een roker zich wat van aantrekt is het huichelachtige gedrag van de overheid die aan de ene kant zijn zakken vult met accijns en aan de andere kant privacy schendende en DDR achtige Ausweiss legitimatie grenzeloze bemoeizuchtige ‘bezorgdheid’. Je zou er bijna illegaal van gaan roken.

    ric ardo [12] reageerde op deze reactie.

  10. @Seneca [11]: Volgens mij is een tbacsplant niet verboden om te kweken in NL, het drogen, en verknippen. Het zijn grote planten met grote bladeren en volgens mij kun je er in 7 maand laten groeien, dus gratis roken.

Comments are closed.