IJsland heeft slechts 300.000 inwoners. Dat zou volgens IJslandse politici een groot probleem zijn. Politici maken namelijk overal een probleem van om hun macht te vergroten. IJsland heeft echter de financiële (banken-)crisis veel effectiever opgelost dan Nederland met haar incompetente corrupte politieke clan en 17 miljoen onschadelijk gemaakte belastingslaven. 

Kleine staten doen het doorgaans op economisch en vrijheidsterrein veel beter dan grotere. Dat bewijst de geschiedenis met het middeleeuwse Florence en Venetië en hun 70.000 en 115.000 inwoners. Ze waren beter gelegen in Europa en beter bediend door zeeroutes dan IJsland en konden daarom hun kleine omvang gemakkelijk goedmaken door handel. Economische integratie is van vitaal belang voor kleine landen. De bevolking van het oude Athene besloeg 200.000 personen. Te klein? Nauwelijks.

Of neem modern Barbados (300.000 bewoners), onafhankelijk sinds 1966, een welvarende en stabiele democratie waar vrijwel elk kind de lagere en middelbare school afmaakt en de levensverwachting overeenkomt met die van de VS. Is Barbados te klein? Nee. Barbados heeft het zelfs niet nodig gevonden om zijn valuta te poolen met zijn acht buren bestaande uit de East Caribbean Currency Union (ECCU, pop. 600.000). Sinds 1975 is de wisselkoers van de Barbados-dollar ten opzichte van de Amerikaanse dollar gefixeerd op een koers van 2 tegen 1 (en de ECCU heeft ondertussen de Oost-Caribische dollar gekoppeld aan de Amerikaanse dollar met een koers van 3 tot 1).

Is er een ondergrens voor de bevolking waaronder landen niet op eigen benen kunnen staan? Ja, maar die lijkt ver onder de 300.000 te liggen.

Het antwoord ligt in vrijhandel. IJslander Thorvaldur Gylfason schrijft:

Gevoed door vrije handel zijn kleine landen in aantal toegenomen. Zonder externe handel zouden veel kleine landen inefficiënt zijn vanwege hun kleine omvang en zouden ze om economische redenen moeten fuseren met grotere landen. Buitenlandse handel bevrijdt kleine landen van deze behoefte door hen in staat te stellen de voordelen van schaal en reikwijdte te benutten door handel te drijven.

Sommige waarnemers dachten destijds dat België en Portugal te klein waren om als onafhankelijke landen levensvatbaar te zijn. De rollen werden omgedraaid in de twintigste eeuw, toen de middelpuntvliedende krachten de overhand hadden, gefaciliteerd door de wereldwijde liberalisering van de handel na de Tweede Wereldoorlog. IJsland bereikte  zelfbestuur in 1904 en transformeerde zichzelf van economische pariteit met het huidige Ghana in 1900 naar pariteit met Scandinavië in 1980 (Gylfason 2008a). Geleidelijke liberalisering van de handel vanaf 1960 speelde een belangrijke rol in de transformatie van IJsland.

Het onderwijs in een klein land kan doorgaans beter zijn dan in een groot land. Landen met 300.000 of minder inwoners houden hun jongeren gemiddeld een jaar langer op school dan grotere landen. In de zin dat de kleine landen een gemiddeld aantal schooljaren van 13 jaar hebben in plaats van 12 jaar (UNESCO cijfers).

Een ander gevolg van de grootte van een klein land, vooral op een strategische locatie, kan zijn dat buurlanden bereid zijn meer bij te dragen aan (nationale) defensiekosten. Frankrijk besteedt 2,4% van zijn BNP aan nationale defensie, vergeleken met 1,1% in België en 0,8% in Luxemburg. Een opsteker qua belastingkosten voor de bevolking. Bovendien hebben kleine landen de neiging minder corruptie te hebben dan grote landen. Zoals gemeten door Transparency International. In 2008 was de Corruption Perceptions Index – die varieert van 1,4 in Somalië tot 9,4 in Denemarken – gemiddeld 4,6 in landen met 300.000 of minder inwoners vergeleken met 4,0 in grotere landen.

Zowel empirisch als theoretisch bewijs laat zien dat kleinheid geen belemmering vormt voor groei en economisch succes. Kleinheid betekent meer openheid voor handel, minder agressief militair en studies hebben aangetoond dat kleine landen in veel gevallen betere groeicijfers hebben.

In zijn boek Human Scale behandelt Kirkpatrick Sale dit onderwerp van de “ideale” grootte voor een politieke entiteit. Sale suggereert dat een onafhankelijke stad of stadstaat waarschijnlijk de ideale grootte bereikt voor zelfbestuur zo rond de vijftigduizend mensen. Hij merkt ook op dat middeleeuwse steden die groter waren dan de neiging hadden om zichzelf op te splitsen in kleinere, aangrenzende onafhankelijke stukken. Dit met het idee dat grootschaligheid vervreemding, misdaad en politieke disfunctie veroorzaakt. Net zoals we die nu hebben in Nederland.

Bron: Mises

3 REACTIES

  1. 300.000 mensen, dat zijn 6 voetbalstadia vol, dat is niks. Daar kun je nog rust ervaren dus.

  2. Daarom dat ik een onafhankelijk Vlaanderen nooit beschouwde als een eindstation doch altijd gezien heb als een eerste stap in de goede richting…

Comments are closed.