In een artikeltje dat verscheen op Liberales trekt de liberaal Dirk Verhofstadt zwaar van leer tegen het libertarisme. De “zelfgenoegzame” “adepten van een absolute vrije markt” beschuldigt hij van dogmatisme. Auch! Zo’n uitspraak doet zeer voor een libertariër die net heeft geleerd dat dogmatisme en pragmatisme de belangrijkste elementen zijn van de doctrines die tot regimes hebben geleid die een onbevattelijk grote schade aan de mensheid hebben aangericht, om nog maar te zwijgen van de ontelbare dodelijke slachtoffers die zij veroorzaakte hebben.

Het dogmatisme is de leer die stelt dat het geloof in onweerlegbare revelaties, waarbij de term geloof niet zozeer betrekking heeft op de inhoud van de ideeën, maar op de methode waarmee ze worden aanvaard. Dogmatisme veronderstelt blindheid en onvoorwaardelijke acceptatie van autoriteit. Aangezien dogma’s per definitie concepten zijn die aanvaard (moeten) worden zonder dat ze bewezen zijn of kunnen worden, is er, voor het scheppen van orde, altijd een autoriteit nodig die de dogmata officieel maakt. Hoe kan Verhofstadt in godsnaam autoriteit en libertarisme met elkaar verbinden? Deze zin schrijven was het antwoord geven. Verhofstadt is een mysticist. Ook al zou hij beweren een atheïst te zijn, in werkelijkheid gelooft Verhofstadt in iets, in iets dat niet rationeel te verklaren is, iets dat niet aan de onverbiddelijke wetten van de logica beantwoordt. Dat iets kunnen we gemakshalve god noemen.

Maar laat ons de methode van Verhofstadt eens van wat dichterbij bekijken. “De notie absolute vrijheid is vals” schrijft hij. Wat hij daarmee bedoelt maakt hij niet duidelijk. Hij definieert vrijheid niet, maar onderbouwt zijn stelling met een rits aan boutades en gemeenplaatsen. De zwakken in de samenlevin “hebben middelen nodig om hun vrijheid effectief in te vullen”, maar hij vertelt er niet bij wat effectief invullen betekent, hoe ver het gaat en of dit wel consistent is, of kan zijn met het begrip vrijheid zelf. “Kinderen hebben nood aan degelijk onderwijs”. Geen mens zal het ontkennen, maar Verhofstadt schijnt te beweren dat degelijk onderwijs in een toestand van absolute vrijheid onmogelijk is, maar opnieuw geen antwoord op de vraag “Waarom?”. Dat het publieke onderwijs intellectuelen als Dirk Verhofstadt heeft voortgebracht is niet bepaald een verdienste die haar het aura van degelijkheid kan geven. “Mensen moeten kunnen rekenen op een adequaat rechtssysteem” en op de bescherming van “hun menselijke waardigheid”. Maar wie bepaalt precies wat adequaat is, wat rechten zijn, welke er onvervreemdbaar zijn? Waarom zou de staat de enige bron van objectief recht of van efficiënte systemen zijn? Is er geen enkel bewijs van het tegendeel? En wat is in godsnaam menselijke waardigheid?

Dirk Verhofstadt schijnt voor de antwoorden op deze vragen te verwijzen naar de Geest, het Absolute, naar de Wereldrede. Zoals Hegel kan hij niet anders dan daarmee de staat als Goddelijk Idee verheerlijken, als een absoluut en onpartijdig doel op zichzelf, als een oppermachtig, boven alle individuele rechten verheven instituut. Hij kan niet anders, zonder zich aan inconsequentie te bezondigen.

Maar hij is ook een pragmaticus. Na de valsheid van de absolute vrijheid niet te hebben bewezen, gaat Verhofdstadt zonder verpinken verder met de beschrijving van de praktische toepassing van de door hem als dogmatisch bestempelde libertarische principes. Hij probeert het libertarisch gedachtegoed te demoniseren door een beroep te doen op het medelijden dat “hongerigen, daklozen en kansarmen” in onze samenleving, in onze door eeuwen christendom geknede gewetens sowieso al ten overvloede genieten. Hij gaat gemakshalve voorbij aan het feit dat het niet ondenkbaar is dat de staat eerder dan de beschermer tegen, de bron van honger, dakloosheid en kansarmoede kan zijn. Hoewel hij laat uitschijnen Popper te hebben gelezen, schuwt hij daarbij de historicistische denkfout niet. Libertarisme “leidt tot uitbuiting van de medemens”, schrijft hij. Hij impliceert daarbij de kwalificatie “zonder meer”, alsof het een historische noodzakelijkheid betreft. Andermaal geeft hij geen redelijke argumentatie van het waarom van zijn stelling noch enige weerlegging van de vele libertarische auteurs die het tegendeel beweren. Verhofstadt zegt dus eigenlijk dat wat hij zegt waar is omdat hij het zegt, omdat hij het zo aanvoelt, omdat die waarheid aan hem geopenbaard is. Hadden we het over dogmatisme? Gecombineerd met macht – en zijn naam alleen al geeft mij angstrillingen wat dat betreft – levert dit een perfect recept op voor datgene wat Verhofstadt beweert niet te willen.

De VS onmachtig?
Maar de ware, meeste gevaarlijke trek van Verhofstadt, zijn autoritarisme, komt pas naar het einde van zijn stuk naar boven. Na zijn lezers eerst murw te hebben geslagen met ongefundeerde, onbewezen doemscenario’s over chaos en armoede in staatloze omgevingen, komt hij op de proppen met een pleidooi voor een sterke staat. Een staat die de kracht heeft om te bepalen wie kan en wie niet kan. Met Kant roept hij “Du kannst, denn Du sollst“. Hij had net zo goed “Jeder nach seinen Fähigkeiten, jedem nach seinen Bedürfnissen!” kunnen zeggen. En Marx beschreef daarmee een hogere fase van de communistische maatschappij.

Nu schreef Dirk Verhofstadt zijn stuk naar aanleiding van de orkaan Katrina. Hij noemt de wijze waarop de VS reageerden op deze natuurramp een bewijs van de onmacht van de overheid. Maar is het ernstig om een organisatie onmachtig te noemen wanneer zij bij machte is om 3,3 miljard dollar te stelen? En dat is slechts wat ze werkelijk steelt, haar macht om te stelen reikt vele malen verder. De werkelijkheid is dat de overheid wel de macht had om te “reageren”, maar het niet wou. Verhofstadt schrijft zelf dat de wetenschappers waarschuwden en de President het niet nodig vond om zijn vakantie te onderbreken. Is dit een argument vóór een nog sterkere staat of moeten we de verschrikkelijke onmenselijkheid van deze ramp niet veeleer zoeken in het feit dat die sterke staat haar inwoners heeft voorgelogen door hen een illusie van bescherming en zekerheid te bieden en als ze haar dienstverlening moet waarmaken de andere kant op te kijken? Natuurlijk doen sommige verzekeringsondernemingen precies hetzelfde. Alleen zal de markt de excessen in bedwang houden. Voor de overheid is er per definitie geen markt. En dat is geen dogma, dat is logica.

Je zou haast tranen in de ogen krijgen bij Verhofstadts sociale bewogenheid. Maar het lijkt erop dat hij in de val trapt waar Butler Shaffer voor waarschuwt: de overheid veroorzaakt en gedoogt misdaad, conflict en chaos, omdat alleen dan zij kan gedijen en haar bestaan kan legitimeren. Of zou hij zo gewiekst zijn dat hij zelf zijn eigen redelijke oordeel publiekelijk verloochent om zijn leugenachtige, machtswellustige broertje aan populariteit en aan een derde ambtstermijn te helpen?

6 REACTIES

  1. Bravo, goed stuk. Het geeft een uitstekend voorbeeld van hoe de moderne politieke propagandist te werk gaat.

    Verhofstadt ziet kennelijk politiek brood in de nalatigheid van de federale regering van de VS. Dat hij het daarbij met de waarheid niet erg nauw neemt en de Amerikaanse regering ONMACHTIG noemt in plaats van ONWILLIG, bewijst, hoe leugenachtig zijn opportunisme is.
    Dat hij in zijn politieke propaganda gebruikmaakt van vage begrippen en drogredeneringen is natuurlijk een standaardgegeven bij elke politieke kretologie.

    Elke politicus die daarmee aan de slag gaat diskwalificeert zichzelf onmiddellijk als bron van informatie, laat staan als vertrouwenspersoon.

    In het algemeen herinnert dit soort betogen de oplettende luisteraar / lezer steeds opnieuw aan de verderfelijkheid van de politieke propaganda, in het bijzonder van de politici die ermee de boer opgaan.

    De na-oorlogse generaties politici zijn zich kennelijk zeer bewust van de enorme effectiviteit van de Nazi-propaganda. Hun optreden vertoont alle kenmerken van de Nazi-techniek op dit gebied.

    Het hangt van het kritisch vermogen en de persoonlijke motieven van de individuele luisteraars / lezers af, wat de effectiviteit van die politieke boodschap is. Daarbij wil en kan eventueel de Vrijspreker een uiterst nuttige rol vervullen.

  2. [1] Mee eens Spynose, waar mensne als Verhofstadt in de val stappen is nog hun geloof in de overheid om alle misstanden in de maatschappij te kunnen verhelpen. Het libertarisme is er op geënt om juist de overheid zo min mogelijk te laten doen en het zelfinitiatief van het individu of groep individuen te propageren. Als de VS of in dit geval de staat Louisiana adequaat had gereageerd, dan had men moeten zorgen voor een preventief beleid d.m.v. het aanleggen van dammen of ophogen van dijken. Het probleem met collectivistische overheden is dat het geld vaak wordt besteed aan zaken die niet relevant zijn m.b.t. de bescherming of veiligheid van de burgerij.

  3. Hegel was ook een liberaal, Kant ook maar ik vraag me af of Verhofstadt dat niveau aan kan. Zoals ik je verhaal lees, Arjen, lijkt Verhofstadt’s visie een beetje op die van de Chicago School ideologen (Knight en consorten), die van de vrije markt als een soort van macht(e)loos universum zagen zoals Foucault het gewild zou hebben. Dus niet zoals nu (op het moment dat ik dit schrijf), terwijl ik jou en Dirk Verhofstadt keihard aan het onderdrukken ben.

  4. Grappig hoe een ‘liberaal’ weer eens naar de canard van de exploitatie theorie grijpt. De mainstream ‘liberalen’ van vandaag zijn in werkelijkheid natuurlijk gewoon socialisten in vermomming.

    Zie hier voor de weerlegging van de exploitatie theorie:

    http://www.vrijspreker.nl/v…&

  5. [2] Juist Albert S. Ik vraag me trouwens vaak af in hoeverre die mensen zelf geloven in hun boodschap, of dat ze alleen maar proberen invloed te krijgen of hun invloed te vergroten met onzinnig hol gebazel in de hoop, dat ze geen kritiek ontmoeten.

Comments are closed.