De weg van wijheid naar vrijheid is enkele decennia geleden geschreven door Henry Sturman. Het is nog steeds actueel. Vandaar deze herpublicatie. Vandaag het eenentwintigste artikel, over onderwijs en stufi. Een erg lang artikel deze keer.

De overheid keert aan iedere student gratis onderwijs uit aan een van de officiele staatsonderwijs instellingen. Als argument voor het feit dat de staat voor onderwijs zou moeten zorgen wordt vaak de volgende theorie gebruikt: er zijn hogere en lagere klassen in de maatschappij; als de overheid niet voor onderwijs zorg draagt kunnen alleen de mensen uit hogere klassen onderwijs volgen en is de lagere klasse de dupe.

Wat een sluwe omdraaiing van de feiten! Staatsonderwijs is al vaker ontmaskerd als een inkomensoverheveling van arm naar rijk. Het is nu juist zo dat blijkt, ondanks het feit dat de overheid voor iedereen die wil studeren de studie betaalt, dat het nog steeds vooral mensen uit de hogere klassen zijn die ervoor kiezen te studeren, terwijl mensen uit de lagere klassen er veel eerder niet voor kiezen.

Er geldt dus juist vaak dat mensen uit de lagere klassen door middel van belastingen worden gedwongen mee te betalen aan de studie van mensen uit de hogere klassen. Niet een gebrek aan overheidsgeld voor onderwijs, maar juist veel overheidsgeld voor onderwijs maakt dat de zwakken in de maatschappij de dupe zijn.

In plaats van onderwijsmogelijkheden voor de zwakken te creeren, zou de overheid dus beter het geld dat hiermee gemoeid is direct aan de zwakke kunnen uitkeren. Dan kan die zwakke tenminste zelf kiezen of hij met dat geld wil studeren of iets anders doen.

Als de overheid toch zou vinden dat ze alleen bereid is voor iemands studie te betalen en de persoon niet vrij wil laten om iets anders met het geld te doen, dan zou het nog beter zijn om niet direct onderwijsinstellingen te financieren, maar in plaats daarvan de student onderwijstegoedbonnen te verstrekken. De student zou dan tenminste zelf kunnen beslissen waar hij onderwijs geniet, dat hij met de bonnen betaalt. Een onderwijsinstelling kan die bonnen dan weer inleveren voor contant geld bij de staat.

Op die manier kunnen tenminste alle onderwijsinstellingen worden geprivatiseerd – dus geen overheidsbemoeienis meer met hoe het onderwijs eruit ziet. En bovendien komt er ruimte voor allerlei nieuwe particuliere onderwijsinstellingen die vrij met elkaar kunnen concurreren. De student kan dan tenminste kiezen uit een gevarieerd aanbod van studies en onderwijs methodes en met de bonnen precies dat onderwijs kopen wat hij wil hebben.

Het is belachelijk dat nu de staat bepaalt wat voor studies er wel of niet zijn en hoe lang die moeten duren. En of iemand bijvoorbeeld medicijnen mag gaan studeren wordt onder andere bepaald door loting.

Je kunt tegen privatisering van het onderwijs inbrengen dat het ook nu wel mogelijk is om particuliere scholen op te richten, maar er valt natuurlijk door die scholen zonder subsidie niet te concurreren tegen de staatsonderwijs instellingen die wel subsidie ontvangen.

Kijk maar naar de situatie in Groot-Brittanie aan het einde van de negentiende eeuw, waar de staat systematisch de particuliere scholen van de arbeiders- en middenklasse van de markt verdrong door gratis staatsonderwijs aan te bieden. Het resultaat was slechtere scholen (en hogere belastingen).

De staat subsidieert misschien ook wel particuliere scholen, maar het uitdelen van subsidies is altijd begrensd. De staat zal nooit alle particuliere scholen en alle nieuwe ideeen voor onderwijsprojecten subsidieren. De staat zal in een klein dorp één of twee scholen financieren en daar moet iedereen het dan mee doen. Als een groep mensen in zo’n dorp liever een andere school wil zal dat niet haalbaar zijn.

De praktijk komt er dus op neer dat alleen de rijken kunnen kiezen voor ongesubsideerd particulier onderwijs als het staatsaanbod hun niet bevalt. De armen betalen belasting voor de scholen die de overheid goedkeurt en dat moeten ze dan accepteren.

De overheid als verzorger van educatie betekent uniformiteit en beperkte variatie.

Nog een argument tegen particulier onderwijs is dat de markt niet zou zorgen voor beroepsopleidingen die voor de steeds veranderende maatschappij in de toekomst nodig zijn. Maar Hayek (nobelprijs voor de economie 1974) heeft aangetoond dat het alleen de markt is die zijn voelhorens naar de toekomst uitstrekt en op tijd reageert op toekomstige ontwikkelingen, terwijl het beleid van de overheid steeds is gebaseerd op verouderde of achterhaalde informatie.

Het onderwijs kan door een onderwijstegoedbonnensysteem goedkoper worden. Als de overheid ieder persoon een beperkt aantal bonnen geeft en de scholen kunnen aan prijsconcurrentie doen, doordat de hoeveelheid bonnen die ze per cursus vragen kan varieren, dan moeten de scholen goedkoop en kwalitatief goed onderwijs geven willen ze kunnen bestaan, net als voor videorecorderproducenten, hotels en slagerijen geldt.

Vanwege lagere kosten en grotere variatie zou het onderwijstegoedbonnen systeem waarschijnlijk een verbetering zijn ten opzichte van de huidige situatie, maar het zal nog steeds niet optimaal werken. De overheid zal geneigd zijn om niet van alle scholen bonnen te accepteren en uit te betalen. Ze zal een nieuwe bureaucratie oprichten die zich bezig houdt met het wel of niet goedkeuren van particuliere scholen en op die manier toch mede blijven bepalen hoe het onderwijs eruit ziet. De nieuwe situatie blijft dan toch een beetje op de oude lijken.

Daarom is een zuivere vrije onderwijsmarkt, volledig buiten de overheid om en zonder overheidsfinanciering, het meest wenselijke. Hoe zouden studies gefinancierd kunnen worden in een volkomen vrije samenleving, waarin de ene groep mensen niet meer via belastingen gedwongen wordt de studie van een andere groep mensen te betalen?

Een oplossing is dat de ouders van een kind of student gewoon de school of studie gaan betalen. Omdat zij geen verplichte belasting meer betalen om staatsonderwijs en allerlei andere dingen te betalen, zullen ze hier ook meer geld voor over houden. Bovendien zal op een vrije markt waar concurentie heerst het onderwijs goedkoper zijn (ook al kunnen elite scholen natuurlijk wel duur zijn net als dat een Ferrari duur is, maar er ook genoeg goedkopere auto’s zijn).

Het is ook waarschijnlijk dat er dan in de samenleving veel meer mogelijkheden zijn om binnen een bedrijf een opleiding te volgen. Men zou bijvoorbeeld bij een bedrijf een aantal jaren een combinatie van halve tijd leren en halve tijd werken kunnen doen. Ook is het mogelijk dat een bedrijf een volledige studie voor iemand wil betalen in ruil voor het feit dat hij belooft na die tijd een bepaald aantal jaren voor dat bedrijf te werken.

Een andere oplossing is dat een student gewoon bij een bank geld leent. Als een student werkelijk vind dat het voordeliger voor hem is om een bepaalde studie wel te volgen dan om hem niet te volgen, dan zal hij ook bereid zijn om zelf nu of later de kosten ervan te betalen. Hij wil misschien een studie volgen omdat hij verwacht daardoor later een leuke en goed betaalde baan te krijgen. Wanneer hij die goed betaalde baan heeft kan hij (omdat hij geen belasting hoeft te betalen) gemakkelijk de lening terug betalen.

Veel studenten met arme ouders zijn geindoctrineerd te denken dat zij blij mogen zijn met de overheid die hun dure studie en levensonderhoud betaalt. Maar als zij het complete bedrag hiervoor bij een bank hadden geleend en later van hun salaris de lening zouden terug betalen in plaats van belasting te betalen, dan zouden ze veel beter af zijn. Men zou ook bij een bank bijvoorbeeld kunnen afspreken dat men de lening niet hoeft af te betalen als men er niet in slaagt de studie af te maken. In ruil voor deze verzekering zouden ze dan wel veel meer rente moeten betalen als ze de studie wel af maken. Er zijn vast ook nog meer mogelijkheden te verzinnen voor financiering van onderwijs.

Men zou tegen dit systeem kunnen inbrengen dat het niet eerlijk is dat iemand die bijvoorbeeld natuurkunde wil studeren dat makkelijk kan omdat hij later een goed betaalde baan kan verwachten. Iemand die politieke wetenschappen wil studeren daarentegen, kan later misschien niet een goed betaalde baan verwachten en zal daarom veel meer moeite hebben om zijn studie te financieren.

Maar dat is een belachelijk argument, omdat ik het wel toe kan passen op elke activiteit die niet tot een goed betaalde baan leidt. De ene persoon wil graag een studie politieke wetenschappen volgen en de andere persoon wil graag een reis door Pakistan gaan maken. Misschien zijn het allebei wel activiteiten die niet tot een goed betaalde baan leiden, maar toch geld kosten.

Als je dat baan-argument gebruikt voor de stelling dat andere leden van de samenleving maar moeten worden gedwongen om een studie politieke wetenschappen te betalen, dan kan je datzelfde argument gebruiken voor de stelling dat als iemand een reis door Pakistan wil maken andere leden van de maatschappij gedwongen moeten worden daarvoor te betalen.

Zo zou steeds elke activiteit die geld kost, maar niet tot extra loon leidt betaald moeten worden door anderen. Bijvoorbeeld: eten, sporten, bioscoop bezoek, schilderen. Maar zulke ideeen leiden er alleen maar toe dat de één weliswaar mogelijkheden krijgt om iets te gaan doen, maar tegelijkertijd worden anderen beperkt om te doen wat zij willen doen omdat zij degenen zijn die worden gedwongen te betalen voor de activiteit van de ander.

De overheid kan er misschien voor zorgen dat de ene persoon een studie politieke wetenschappen kan volgen, maar alleen als ze er ook voor zorgt dat een ander niet een reis door Pakistan kan maken. Er wordt in zo’n geval wel eens het argument gegeven dat het voor de maatschappij toch wel nuttig is dat er mensen zijn die politieke wetenschappen hebben gestudeerd. Daarom is het juist in het voordeel van die maatschappij om er geld voor te betalen.

Maar “de maatschappij” is niet een levend object met een maatstaf voor nut. De maatschappij bestaat uit een verzameling individuen met elk hun eigen maatstaf voor nut. En het kan hoogstens zo zijn dat de ene groep individuen uit de maatschappij het nuttig vindt dat Ansje Politieke wetenschappen gaat studeren, terwijl de rest van de individuen in de maatschappij dit niet vindt.

Maar alleen de vrije markt kan uitwijzen of de voordelen voor de eerste groep om Ansje’s studie te betalen opwegen tegen de kosten. Alleen als een groep mensen vrijwillig bereid is voor de studie te betalen dan is er daadwerkelijk een maatschappelijke behoefte aan iemand die politieke wetenschappen heeft gestudeerd.

Als de enige manier om mensen voor die studie te laten betalen is ze door middel van dreiging met geweld belastinggeld afhandig te maken, dan lag de werkelijke maatschappelijke behoefte op een ander vlak, namelijk op dat vlak waar vrijwillig het geld aan zou worden uitgegeven. En hier wordt natuurlijk tegenin gebracht: maar het volgen van een studie is toch veel nuttiger dan het maken van een reis?

En nu zijn we precies aangekomen bij de verklaring waarom zoveel mensen ageren tegen een vrije markt.

Er bestaat helemaal geen objectieve maatstaf om te bepalen wat een nuttige activiteit is en wat niet.

Dat kan alleen ieder voor zich bepalen. En alleen de vrije markt is een systeem dat ervoor kan zorgen dat iedereen zo goed mogelijk de activiteiten kan ondernemen die hij zelf wil. Maar dat is nu juist de situatie die veel mensen niet willen.

Als mensen zeggen dat de vrije markt ervoor zorgt dat mensen onnodige dingen gaan consumeren, dan bedoelen ze eigenlijk te zeggen dat mensen dingen gaan consumeren die zij (de anti vrije-markt mensen) onnodig vinden. De anti-vrije markt mensen willen dus niet dat iedereen leeft zoals hij zelf het beste acht.

Ze denken dat zij in hun oneindige wijsheid weten hoe anderen moeten leven en menen ook de anderen in die richting te moeten sturen (met hun overheid die cultuur bevordert en ook ten koste van alle mensen overheid die cultuur bevordert en onderwijs en leger of wat dan ook ten koste van alle mensen die wat anders willen).

En dit toont ook aan het absurde van stemmen in verkiezingen. Als je onderwijs belangrijk vindt, zou je op een partij moeten stemmen die propageert geld af te pakken van de groep die onderwijs onbelangrijk vindt, om dit te geven aan de groep die onderwijs wel belangrijk vindt. Als je een sterk leger belangrijk vindt, zou je moeten stemmen op een partij die propageert op gewelddadige manier geld af te pakken van pacifisten, om een leger te onderhouden. En zo voort.

Maar ik heb als individu alleen het recht te kiezen wat ik persoonlijk belangrijk vind. Ik heb niet het recht om anderen op te leggen dat zij een slaaf moeten zijn voor het realiseren wat ik belangrijk vind.