Toen het leger van Myanmar in februari 2021 na een decennium lang democratisch intermezzo de controle over het land terugnam, greep het Westen naar een bekend instrument: economische sancties. De staatsgreep bracht verschillende landen, waaronder de Verenigde Staten en de lidstaten van de Europese Unie, ertoe handelsembargo’s en andere financiële verboden tegen het militaire regime van Myanmar op te leggen.
De huidige sancties tegen Myanmar hebben veel gemeen met de sancties die vóór 2010 zijn opgelegd, toen het land een proces begon om de democratische regering te herstellen. De acties die sinds 2021 door de VS, de EU en anderen zijn ondernomen – waaronder gerichte en sectorspecifieke sancties – zijn gericht op het ondermijnen van het vermogen van de militaire junta om de pro-democratische beweging van het land met geweld te onderdrukken.
De sancties van na 2021 worden echter nog steeds geplaagd door een aantal van dezelfde problemen als hun voorgangers. Ze missen de deelname van de Verenigde Naties, die niet hebben opgeroepen tot sancties tegen Myanmar. Het is onwaarschijnlijk dat de VN-Veiligheidsraad Myanmar zal sanctioneren, omdat de permanente leden China en Rusland weigeren de militaire heersers van Myanmar te veroordelen, laat staan te bestraffen.
Als gevolg hiervan is de internationale gemeenschap verdeeld in haar reactie op de democratische terugval en de schendingen van de mensenrechten in Myanmar. Terwijl westerse landen hebben besloten Myanmar te isoleren door middel van gerichte handels- en financiële sancties, onderhouden landen in Oost- en Zuidoost-Azië hun diplomatieke en handelsbetrekkingen met de militaire regering.
En er is een stimulans voor landen in Zuidoost-Azië om niet deel te nemen aan welk sanctieregime dan ook. Zoals we laten zien in ons binnenkort te verschijnen boek ‘Trading with Pariahs’ zijn de handelsbetrekkingen van Myanmar doorgaans het sterkst binnen de regio.
De uitdaging voor het Westen blijkt bijvoorbeeld uit de sancties op de handel in vliegtuigbrandstof. Het ‘Deadly Cargo’-rapport van Amnesty International uit 2023 benadrukte hoe het leger van Myanmar nog steeds betrouwbare transporten van vliegtuigbrandstof kan veiligstellen, ondanks de Amerikaanse sancties op het product.
De reden hiervoor is dat meer dan 95% van de geraffineerde aardolie van Myanmar – nodig voor vliegtuigbrandstof – afkomstig is van regionale handelspartners. Sinds 2021 hebben China, Thailand, Singapore en Rusland een groot deel van de vliegtuigbrandstof voor het leger van Myanmar geleverd, waardoor het leger zijn bombardementen door het hele land kan voortzetten.
Hoewel het Amerikaanse ministerie van Financiën zijn sancties tegen vliegtuigbrandstof heeft uitgebreid tot zowel militaire als commerciële sancties, blijft de impact van deze sectorbrede sancties dus verwaarloosbaar.
Gezien het gebrek aan economische banden tussen Myanmar en landen buiten de regio, lijkt het potentieel voor verandering in Myanmar onwaarschijnlijk zonder aanzienlijke inspanningen van de landen die hun uitgebreide economische onderlinge afhankelijkheid kunnen bewapenen: China, Japan en de ASEAN-lidstaten.
Het is onwaarschijnlijk dat het regionale blok ASEAN in de nabije toekomst economische sancties zal opleggen aan Myanmar. Dit doet verdere twijfel rijzen over het vermogen van westerse sancties om ‘de mensenrechten en de democratie’ op zinvolle wijze te verbeteren.
Bron: Asian Times