Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid. [Nederlandse grondwet-Hst 1./Art 22-2.]

De overheid maakt zich blijkbaar zorgen over de woongelegenheid. Dat treft. Ik ook!

Wat mij vooral zorgen baart, is dat de overheid zich ermee bemoeit! Overdrachtsbelasting, huurwaardeforfait, huursubsidie, bestemmingsplannen, bouwbesluiten, schoonheidscommissies en bescherming van ‘natuurgebieden’ zoals het ‘groene-hart’, die overigens helemaal niet het eigendom van de regering zijn, gooien roet in het eten en zand in de machine! (Wanneer u eens de moeite neemt om het groene hart te bezoeken, dan zal het u snel opvallen, dat het eigenlijk niet meer is dan een reeks kale weilanden. Zonder romantische grazende koeien overigens, omdat die van de EU binnen moeten blijven i.v.m. de voedselveiligheid!)

Van mij mag, met bovengenoemde regelingen, ook de hypotheek-rente-aftrek afgeschaft worden. Wel gelijk oversteken!

Zonder de bemoeizucht van de overheid is het voor aannemers weer interessant, dat te gaan bouwen waar vraag naar is, daar waar er vraag naar is en op die manier waar vraag naar is.

Als ik niet eerst twee jaar hoef te wachten op een wijziging van een bestemmingsplan, dan wordt het wellicht interessant, om mijn leegstaande kantoorpand – desnoods tijdelijk – te verhuren of in gedeeltes te verkopen aan woningzoekenden.

Als meer mensen huis-eigenaar kunnen worden, neemt ook de zorg voor dat huis waarschijnlijk toe! Ze moeten er uiteindelijk in wonen, en willen het t.z.t. ook weer kunnen verkopen. Ik gok dat ook de buurt daarvan zou profiteren. Mensen hebben nu eenmaal vaak meer zorg voor dat wat van hen zelf is.

Het beste dat de overheid kan doen om haar eigen doelstelling te halen, is zich terug te trekken van het terrein van woongelegenheid. Het duurt wellicht een paar jaren, maar de markt zal een natuurlijk evenwicht vinden dat voor alle partijen aantrekkelijker is, dan alles wat het overheidsbeleid in de afgelopen decenia heeft opgeleverd.