Volgens de Schone Kleren Kampagne,
een organisatie die ijvert voor betere
arbeidsomstandigheden in ontwikkelings-
landen, werkt het Nederlandse jeans-
merk G-Star met sweatshops. In de
fabrieken van Fibre and Fabrics int.
in Bangalore, India, zouden duizenden
Indiase werknemers worden onder-
betaald en mishandeld. G-Star zegt
dat de toeleverancier bekend staat
als een van de meest geavanceerde
fabrieken in Bangalore, die goede
arbeidsomstandigheden biedt aan haar
werknemers.
Sweatshops….verantwoordelijk voor uitbuiting, hoge winsten voor bedrijven en lage prijzen voor consumenten. De landen die deze arbeid toelaten, schieten er zelf niets mee op. Toch ? Of niet ?
Sinds 1990 zijn alle economiën van ontwikkelingslanden flink gegroeit. Het laagste groeicijfer komt van Brazilië en dat is nog steeds een behoorlijke 3,4%. In West Europa zouden we dat cijfer huizenhoog van de daken schreeuwen !
Ontwikkelingslanden kan je onderverdelen in lage lonen landen en ongeschikte lage lonen landen. Entrepreneurs begonnen na WO II arbeidsintensieve industrie in lage lonen landen op te zetten. Allereerst in Japan, toen Korea, Taiwan, Hong Kong en Singapore. Vervolgens kwamen Maleisië en Thailand. Nu zijn Vietnam, China, Indonesië en India aan de beurt.
Een lage lonen land ben je niet als je veel ongeschoolde arbeiders hebt. Je moet, als land zijnde, voldoen aan de volgende condities: een werkethiek, een overheidsethiek en een leerethiek.
Een werkethiek maakt je fabrieken concurrerend, een overheidsethiek creëert een redelijke zakenomgeving en steelt niet teveel. En een leerethiek maakt het mogelijk dat de inwoners vaardigheden leren, de globale markt leren kennen en buitenlandse technologie omarmen. Als een land niet of gedeeltelijk aan deze eisen voldoet, is het niet geschikt als lage lonen land.
Toch zijn de ongeschikte lage lonen landen er ook op vooruit gegaan. Neem een land als Zambia, groot in de export van koper. Met de stijgende grondstofprijzen deelt Zambia mee in de globale feestvreugde. Die grondstofprijsstijgingen zijn weer te danken aan een sweatshopland: China. China is nu ’s werelds grootste importeur van staal, koper, steen en soya en de op één na grootste importeur van olie.
Ongetwijfeld zal het in de sweatshops niet altijd even prettig werken zijn, vooral niet in het licht van onze Westerse maatstaven, rechten en verworvenheden. Maar de keus tussen geen werk, je afbeulen op het land of werken in een sweatshop is in die landen vrij snel gemaakt. Bovendien maakt het deel uit van een economisch groeiproces. Een blik in de nog recente geschiedenis zegt dan ook meer dan het zoveelste rapport over sweatshops.
Zie ook: http://www.vrijspreker.nl/b…
Het geeft mij altijd van die associaties met 1984 wanneer Linksche politiek correctelingen ‘ progressieve spelling’ gaan gebruiken. Wanneer dus campagne, kampagne wordt.
Om een of andere reden boeit hun boodschap me dan al niet meer omdat hun verhaspeling me al genoeg zegt.
Comments are closed.