Het libertair perspectief is ondergebracht bij het libertair instituut, dit is het politiek wetenschappelijke bureau van de Libertaire Partij. Afgelopen ledenvergadering is tot de oprichting hiertoe besloten. Dit betekent dat er ook diepgaandere artikelen artikelen gaan verschijnen, zoals onderstaand artikel van Dick H Ahles.

Kritisch commentaar en eindredactie: Yvonne Killian

Onder de titel “Souvereiniteit in Eigen Kring1 sprak Dr. Abraham Kuyper op 20 oktober 1880 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam een rede uit ter inwijding van de Vrije Universiteit. De inhoud van deze redevoering is voor Libertariërs uiterst relevant.

Ik doel niet op het deel van de rede dat handelt over de juistheid van de uitgangspunten van de Gereformeerde Kerk, hoewel dit voor Kuyper als politiek en geestelijk leider van de gereformeerden in de tweede helft van de 19e eeuw het belangrijkste deel was, maar op het deel over het fundamentele beginsel van de soevereiniteit van kringen.

Kringen

Met kringen bedoelt Kuyper groepen individuen die, op eigen initiatief, samen activiteiten ontplooien. Ze geven zelf hun leven vorm door gezinnen te stichten, scholen te organiseren, armen te helpen, bedrijven te starten en sport- en muziekverenigingen en dergelijke op te richten.

Kringen dragen bij aan de ontwikkeling en samenhang van onze samenleving. In zijn artikel “Soevereiniteit in eigen kring plooit pluriforme samenleving” betoogt Henk Post2, “dat onze samenleving zich kan ontplooien en plooien […], burgers zich aan elkaar verbinden en dat de samenleving bij elkaar wordt gehouden” dankzij deze kringen.

Kuypers verwoordt het in zijn redevoering met het volgende beeld: “al die kringen grijpen met de tanden hunner raderen in elkaar, en juist door dat op elkaar inwerken en in elkaar schuiven van deze kringen ontstaat het rijke, veelzijdige, veelvormige mensenleven”.3

Staatsgezag

Alle groepen, organisaties en samenlevingen, in welke gestructureerde en georganiseerde vorm dan ook, zijn kringen. Ook een natie, een staat, een soeverein land is een kring. Echter, deze kringen hebben een ‘status aparte’ ten opzichte van de andere kringen, omdat de overheden van deze statelijke kringen macht claimen over de individuen en de kringen, gebaseerd op wetten en regels.

Libertariërs zijn van mening dat de overheid overbodig is. Zij stellen dat individuen als vrije burgers – door het vormen van kringen – zich zelf kunnen organiseren en dat beter en goedkoper doen dan een overheid. Als er dan toch een overheid nodig is, dient deze zo klein mogelijk te zijn en zo weinig mogelijk taken te hebben. Zo vindt Ayn Rand dat de overheid zich dient te beperken tot het beschermen van ieders individuele vrijheid.4

Ook Kuypers heeft het over een beperkte taak voor de overheid. Hij omschrijft het als volgt, nog steeds met het beeld van de raderen: “[in het leven van kringen… ] ontstaat ook, in dat leven, het gevaar dat één kring de naastliggende inbuige; als het rad horten doet; tand na tand stuk wringe; en dusdoende de gang store van het geheel. En vandaar dus de noodzaak, de “bestaansreden voor nog een afzonderlijke gezagskring…“. Hij concludeert dat dit staatsgezag, dat dus moet zorgen voor rechtspraak bij conflicten tussen individuen en kringen, hoog uitsteekt boven alle kringen, maar “binnen elk dier kringen geldt ze niet5, dus: Soevereiniteit in eigen kring! Daarom heette de Vrije Universiteit Vrije Universiteit: vrij van de overheid. Met als consequentie dat de overheid de universiteit dus ook niet hoefde te financieren, en zelfs niet mócht financieren, want wie betaalt, bepaalt. De gereformeerden betaalden de universiteit uit eigen zak.

Collectieve samenlevingen

Doordat we tegenwoordig in onze samenlevingen de rol van de overheid centraal stellen, lijken we niet meer in te willen zien dat ons leven, ook nu nog, vooral door onze eigen activiteiten in beslag genomen wordt en dat we private maatschappelijke taken uitvoeren.

Los van feiten en overtuigingen en in tegenstelling tot de opvatting van Kuypers is het nu immers gangbaar en vanzelfsprekend dat de overheid de rechten en bevoegdheden van een soevereine kring niet alleen kan erkennen, maar er ook grenzen aan kan stellen.6

Iedereen die, net als Post, van mening is dat soevereiniteit een fundamenteel beginsel van onze rechtstaat is, lijkt het toch te accepteren dat de overheid de rechten en bevoegdheden van een soevereine kring mag begrenzen. De overheid mag (en doet) dit ook met al onze andere fundamentele (mensen-)rechten en zorgt dan ook altijd voor een wettelijke basis waarop ze onze rechten desgewenst kan uithollen.7

Door de toenemende collectivisering van onze samenlevingen zijn, in de afgelopen decennia, de opvattingen over de mate waarin de overheid in particuliere kringen van vrije individuen in mag grijpen sterk gewijzigd. De overheid wordt steeds meer gezien als de kring die voor alle andere kringen mag bepalen wat goed en wat slecht is, hoe mensen zich horen te gedragen en zelfs wat men wel of niet mag denken. Om dit te kunnen bereiken, heeft de overheid alle juridische en fysieke gewelds- en machtsmiddelen gemonopoliseerd. Daarmee is de soevereiniteit in eigen kring een speelbal geworden van de willekeur van politici en ambtenaren.

Soevereiniteit in Eigen Kring als fundamenteel rechtsbeginsel

Het vanzelfsprekende primaat van de staat doordrenkt ook het artikel van Post. In zijn betoog schetst hij casussen als de weigerambtenaar, het SGP-vrouwenstandpunt, de homodocent, islamitische voorschriften en tenslotte de eedaflegging. Hij noemt het onoplosbare problemen, zonder echter de oorzaak ervan, het primaat van de overheid, ter discussie te stellen. Dat primaat is onrechtvaardig, of beter: onrechtmatig, en tast de individuele vrijheid van burgers aan.

Enerzijds beweert Post, op pagina 70, dat artikel 1 van onze Nederlandse grondwet “het fundamenteel beginsel van onze maatschappij en rechtsstaat is”, dat dat beginsel wordt “bedreigd en aangetast“, dat “de neutraliteit van de staat als waarborg van soevereiniteit in eigen kring daarbij in het geding is” en dat “de samenleving in het bijzonder wordt geconfronteerd met een totalitaire verleiding door een dominantie van het non-discriminatiebeginsel die de plooien van onze pluriforme samenleving niet respecteert”. Maar anderzijds beweert hij ook, op dezelfde pagina, dat ons huidige grondwetsartikel 1 “een fundamentele betekenis in het staatsrecht heeft” en benadrukt hij op pagina 55: “Het is in strijd met onze rechtsbeginselen als iemand als sollicitant of werknemer in het onderwijs afgewezen wordt om zijn/haar seksuele gerichtheid, en daarom op een school niet welkom zou zijn.”

Post8 doet ook afbreuk aan het onbeperkte politieke recht dat de overheid zichzelf heeft toegekend op basis van de eerste zin van artikel 1: “De pluriformiteit van het publieke domein voor een vreedzaam samenleven van burgers vereist de neutraliteit, in de zin van onpartijdigheid, van de staat.” Op pagina 56 van zijn artikel beweert hij zelfs, naïef: “Het is de verantwoordelijkheid van de politiek om de pluriformiteit van de maatschappij binnen de staat onbevangen te beschermen.” Het fundamentele rechtsbeginsel van Soevereiniteit in Eigen Kring, ofwel ‘het hoofd bieden aan de totalitaire verleiding door een dominantie van het non-discriminatiebeginsel’, wordt door Post dus uiteindelijk afhankelijk gesteld van de welwillendheid en het fatsoen van de politiek, die echter bestaat uit persoonlijkheden die deze pluriformiteit helemaal niet onbekommerd beschermen, maar vooral hun eigen vooroordelen prediken en modieuze stellingen volgen.

De redenatie van Hans Post lijkt een amechtige poging om, voor individuen die zich christenen noemen, christelijke waarden te beschermen tegen “een totalitaire verleiding door een dominantie van het non-discriminatiebeginsel die de plooien van onze pluriforme samenleving niet respecteert”. Deze bescherming is urgent nodig voor iedereen die de momenteel heersende politieke opvattingen van de dominante politieke stroming van de huidige socialistische collectieve staat niet deelt. Maar Hans Post is het slachtoffer van drie misvattingen, die ik zal beschrijven.

De onbetrouwbare Overheid

Zoals hierboven al aangestipt, is het een illusie om te denken dat we een overheid nodig hebben die met grondwetten en andere wetten de fundamentele rechtsbeginselen van de individuele vrijheid garandeert. Want dat doet een overheid niet, dat heeft ze nooit gedaan en door de machtsstructuur van een overheid is het zelfs onwaarschijnlijk dat ze dat überhaupt kan of wil. Zie voor de onderbouwing van deze stelling het essay van Frank van Dun, Het Fundamentele Rechtsbeginsel.9 Zie zijn hoofdstuk 8: Recht en Staat.

Laten we hier dus maar, in plaats van een discussie te beginnen over de taken en het eventuele nut of de (on)misbaarheid van overheden, gewoon constateren dat het beschermen van fundamentele rechtsbeginselen helemaal nooit, in geen enkel historisch verband, in goede handen is geweest bij welke overheid dan ook.

Dat de overheid nuttig is en dat een staat noodzakelijk is, is echter iets wat we graag willen geloven. Deze illusie is zorgvuldig uitgedragen door politici, overheidsdienaren en filosofen in dienst van de elite. Ook Hans Post lijkt hierin te geloven, of beter gezegd, hij wil het graag geloven, ook al is zijn artikel in feite één grote aanklacht tegen de opvattingen en beslissingen van diezelfde overheid en haar, afhankelijke, rechterlijke macht.

We zouden ons serieus moeten afvragen of we deze de algemeen gedeelde illusie van overheidsbescherming nog langer willen volhouden. Is het niet tijd om te erkennen dat de overheid onze vrijheid niet beschermt, maar juist bedreigt? De verantwoordelijkheid voor het beschermen van onze fundamentele rechten ligt uiteindelijk bij onszelf, als individuen, en bij de door ons zelf georganiseerde kringen.

De ‘onpartijdige’ Overheid

In de liberale opvattingen van een rechtsstaat, zoals die zich in de 19e eeuw ontwikkelden, ging het altijd over de omvang van de overheidstaken. Hoe meer taken de overheid had, hoe meer de soevereiniteit van individuen die zich in vrijheid hadden georganiseerd op de een of andere manier in het geding kwam. Dat leidde tot felle discussies, die uitvoerig en onbevooroordeeld beschreven zijn door Prof. P.J. Oud in zijn boek ‘Honderd Jaren10‘.

Wat echter nooit ter discussie stond, was het fundamentele staatsrechtelijke beginsel van onpartijdigheid. De overheid mag bijvoorbeeld, als gevolg van het aanhangen van het beginsel van scheiding van Kerk en Staat, geen voorkeur hebben voor een bepaalde religie of politieke opvatting. Dit is de legalistische versie van het beginsel van vrijheid, en dit is ook wat Henk Post in zijn artikel bedoelt met het neutraliteits- en onpartijdigheidsbeginsel van de overheid. Dit beginsel heeft drie aspecten: iedereen wordt door de overheid gelijk behandeld, niemand heeft privileges, en iedereen kan in overheidsdienst worden benoemd.

In de oude grondwetten stonden dan ook grondwetsartikelen als: “Alle Leden der Maatschappij hebben, zonder onderscheiding van geboorte, bezitting, stand, of rang, eene gelijke aanspraak op derzelver voordeel” (grondwet 1798, artikel 3).

Maar ook hier wilden de overheid, de politici en de overheidsdienaren zich niet aan houden. Zie bijvoorbeeld, in Honderd Jaren van Prof. P.J. Oud, hoe Domela Nieuwenhuis door de overheid systematisch werd tegengewerkt11. Er is immers geen enkele garantie dat datgene wat de wetgever in een grondwet neerschrijft, ook zal worden nagekomen. Het berufsverbot van de aanhangers van Wilders en Baudet zijn daar prachtige, ongrondwettelijke voorbeelden van, net als het schenden van artikel 11 van de grondwet “Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam” tijdens de COVID-19 vaccinatiecampagnes. Nood-breekt-wet is een eenvoudige manier voor een overheid om grondrechten aan haar staatsrechtelijke laars te lappen, vooral als men bedenkt dat het diezelfde overheid is die wel even zal bepalen dat er nood is en wat die nood precies is. Een portie staatspropaganda volstaat om deze “nood” breed uitgemeten aan de goegemeente te verkopen.

Kortom, het opnemen in de grondwet van “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld” (artikel 1) en “Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar” (artikel 3) garandeert, in de praktijk, niets. Het blijft namelijk afhankelijk van “Het is de verantwoordelijkheid van de politiek de pluriformiteit van de maatschappij binnen de staat onbekrompen te beschermen¨12.

Een onpartijdige overheid bestaat niet. Althans er zijn geen historische voorbeelden van.

Homo Discens

In het voorstel voor de grote grondwetswijziging van 1983, opgesteld door een commissie onder leiding van Prof. A.M. Donner en gepubliceerd in de zogenaamde “Proeve van een nieuwe grondwet” (1966)13, stond artikel 1 als volgt geformuleerd: “Aan allen die zich in Nederland bevinden wordt gelijke bescherming van persoon en goed verleend.” Uiteraard moet dat gelezen worden met de toevoeging “.. door de overheid”, omdat die overheid zou moeten zorgen voor het beschermen van ieders individuele vrijheid en voor een, voor de wet, gelijke behandeling van alle burgers.

Uiteindelijk is dit artikel in 1983 aangenomen met de aangepaste tekst “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” En in 2023 werden er, in lijn met de heersende opvattingen van de elite, de criteria handicap en seksuele gerichtheid aan toegevoegd. Maar de toevoeging “… door de overheid” ontbrak ook in deze twee versies.

De oorspronkelijk voorgestelde tekst is dus, zij het in iets andere bewoordingen, opgenomen in de eerste zin van artikel 1, maar wordt niet gevolgd door een zin die betrekking heeft op wat de overheid richting zijn burgers moet doen of moet nalaten. Het artikel betreft zodoende een algemeen verbod op discriminatie door ‘alle mensen die zich in Nederland bevinden’. En dat is, mijn inziens, in de historie van de Nederlandse grondwetten een novum.

Opnemen van grondrechten in grondwetten heeft sinds de Magna Carta van 1215 als doel gehad om de overheid te beperken in haar macht over de burgers. Zou er geen overheid zijn, dan was een discussie over grondrechten sowieso inhoudsloos. Maar nu is de grondwet, met dit artikel 1, geen wet voor de bescherming van burgers tegen haar overheid meer, maar een instrument voor vervolging van burgers, dóór de overheid.

De casussen die Henk Post in zijn eerder genoemde artikel behandelt, zijn perfecte voorbeelden van hoe de overheid deze vervolging uitvoert, onder het mom van het nakomen van het grondwetsartikel tegen discriminatie.

Het verbod op discriminatie door burgers is sowieso iets doortrapts. Immers, we discrimineren allemaal, voortdurend en noodzakelijk, wanneer we kiezen met wie we wel en niet omgaan, privé en zakelijk, want we zijn de homo discens. En dus zijn we volgens artikel 1 van onze grondwet allemaal potentiële, willekeurig vervolgbare, misdadigers.

Als uitvloeisel van onze natuurlijke vrijheid – en dat is door Henk Post verwoord als het fundamentele recht op ‘Soevereiniteit in eigen kring‘ – hebben wij het recht om te discrimineren, om zelf te kiezen met wie we privé en zakelijk omgaan. Maar de overheid mag dat niet, die mag niet discrimineren! Kortom, door het ontbreken van de toevoeging “… door de overheid”, is artikel 1 van onze grondwet onrechtmatig. Alleen zien we deze onrechtmatigheid niet, omdat we uitsluitend als betoverd kijken naar de formulering van het romantische en vrome antidiscriminatieprincipe.
In de handen van een almachtige overheid wordt dit grondwetsartikel gemakkelijk een instrument voor vervolging en onderdrukking van andersdenkenden, van dissidenten. Immers, het begrip “discriminatie op basis van welke grond dan ook” is zo ruim, dat de overheid keuzes zal moeten en willen maken en de heersende opvattingen over criteria waar wel en niet op gediscrimineerd mag worden, zal afstemmen op het aanpakken van haar tegenstanders.

En zo is artikel 1 een machtig instrument geworden voor de implementatie van “een totalitaire verleiding door een dominantie van het non-discriminatiebeginsel die de plooien van onze pluriforme samenleving niet respecteert14 ̈ , en geeft het de huidige heersende socialistische stroming de totalitaire collectieve doelstellingen van haar totalitaire staat een legale basis. Propaganda en partijprogramma’s horen niet in wetgeving thuis en zeker niet in een grondwet.

Samenvatting

De basis van recht zit hem in het waarborgen van individuele vrijheid voor iedereen. Hieruit volgt vanzelfsprekend dat groepen, kringen, samenlevingen, alle Westerse maatschappijen noodzakelijk soeverein moeten zijn. En dat juist die soevereiniteit, samen met de individuele vrijheid, samenlevingen maakt en helpt evolueren. Daarmee is Soevereiniteit in Eigen Kring, zoals Henk Post in zijn artikel beargumenteert, een fundamenteel beginsel van onze Westerse maatschappijen. Abraham Kuyper heeft dat – weliswaar vanuit zijn gereformeerde visie – prachtig verwoord en daarom is het bestuderen van zijn argumenten nog steeds de moeite waard. Hij zou nooit hebben geaccepteerd dat onze huidige grondwet een discriminatieverbod voor burgers bevat, in plaats van voor de overheid.


  1. Dr. A. Kuyper – Souvereiniteit in Eigen Kring – 1880 – Amsterdam – J.H. Kuyt ↩︎
  2. Henk Post – “Soevereiniteit in eigen kring plooit pluriforme samenleving” – 2011 , in Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid. (2)3. Boom – Meppel. ↩︎
  3. Kuyper, p. 12 ↩︎
  4. Ayn Rand – The Nature of Government (1966) – in “Capitalism: The unknown Ideal” . ↩︎
  5. Kuyper, p. 12 ↩︎
  6. Post, p. 52. ↩︎
  7. We leven toch in een rechtsstaat? – Ratio. In “Het libertarische Social Contract ” (2022). Werkgroep van de Libertaire Partij. pagina 113. ↩︎
  8. Post, pp. 55 ↩︎
  9. Frank van Dun – Het fundamenteel Rechtsbeginsel – een essay over de grondslagen van recht. 2007. ↩︎
  10. Prof. P.J. Oud – Honderd Jaren. 1967 ↩︎
  11. Oud, p.152 e.v. ↩︎
  12. Post, p. 56 ↩︎
  13. Prof. A.M. Donner c.s. – “Proeve van een nieuwe grondwet” (1966) ↩︎
  14. Post. pag. 68 ↩︎

38 REACTIES

  1. Meeste liberariers stellen niet dat de overheid overbodig is

    Ze stellen slechts dat de overheid niet socialistisch mag zijn, of sociaal liberaal, of sociaal democratisch, of een ander soort progressievere stroming

    De overheid moet er slechts zijn om banken en huisjesmelkers te beschermen tegen de massa, in hun ogen.

    • Of tegen de loodgieter die bommen aantrekt en niet beschermt wordt door wetten maar buitengesloten op basis van bevoegdheden. ME is de grootste groep die ik ken en waarlijk accepteer! Al het andere overstijgt het Bassie en Adriaan niveau niet.

      Huishoudelijke mededeling…..wel veel reclames de laatste maanden, ik ben de hele tijd vensters aan het weg drukken.

    • Jullie twee nog iets anders te melden dan cynisme? Het onderwerp van het artikel is er goed genoeg voor…

      Goed, de ander is natuurlijk altijd de schuldige.

    • https://www.youtube.com/watch?v=lTI6YmtQOis

      Hier doet Andreas Kinneging voor een christelijk publiek uit de doeken hoe de wetten die oorspronkelijk waren bedoeld om de burger tegen de overheid te beschermen nu steeds meer ingezet worden door de liberalen om de vrijheid van organisatie en geloof te ondermijnen.
      In principe is het wat kort door de bocht, in de zin dat de liberalen al een eeuw lang de overheid gebruiken om meer regels te maken en meer invloed op de samenleving te krijgen, zoals Herbert Spencer al uit de doeken doet in zijn boek The Man Versus The State.

    • “De meeste libertariers stellen niet dat de overheid overbodig is”? Hoe weet je dat nou? Is dat geturfd? Je moet natuurlijk niet aan “sociaal-liberalen”, de kleffe subsidieslurende “ondernemers”, het etiketje “libertarisch” willen plakken.

      Ik kan alleen voor mezelf spreken, maar ik wil me helemaal niet onderschikken. De term “overheid” geeft me altijd een vieze smaak in mijn mond. Het heet ook niet voor niets “overgeven”, niet “ondergeven”.

      Ik denk dat ik een onderheid misschien wel kan tolereren, mits ze hun diensten tegen concurrerende prijzen aanbieden. Het zou al heel mooi zijn als dat een hele verzameling van organisaties zou zijn, in plaats van een grote monopolist.

      Ik weet niet of ik nu eender denk als “de meeste libertariers”. Goh, wat ben ik toch alleen, zeg!

  2. “Hij zou nooit hebben geaccepteerd dat onze huidige grondwet een discriminatieverbod voor burgers bevat, in plaats van voor de overheid.”

    Notabene de ‘liberalen’ kapen het gelijkheidsbeginsel om hun ideologie aan de hele samenleving op te leggen. ‘Gelijkheidsbeginsel’ is ook een woord met een hele andere geest dan het woord ‘discriminatieverbod’.

    • “Alle Leden der Maatschappij hebben, zonder onderscheiding van geboorte, bezitting, stand, of rang, eene gelijke aanspraak op derzelver voordeel”

      Dit is ook het product in eerste instantie van de historische maatschappij, een situatie van overerfde privileges. Een van de bedoelingen was om ruimte te maken voor talent, voor merit, i.p.v. privilege. Dat is gedeeltelijk een zaak van de maatschappij zelf (je kunt niet alles via de wet regelen), een gedeeltelijk een zaak van de wet. Een andere bedoeling was om iedereen gelijk te stellen voor de wet, wat betreft rechten en plichten, dus om weg te doen met klasse-justitie.
      De democratie, met haar afgunst en op collectieve domheid gebaseerde gelijkheid heeft toen nog een geest van nivellering geproduceerd. Daar is dan natuurlijk sprake van hypocrisie, iedereen is gelijk, iedereen is even dom, maar als het lukt om hogerop te komen, dan mag je naar beneden pissen.

      Wetten zijn altijd gebaseerd op een geest, je kunt de complexiteit van de realiteit niet korte formuleringen vatten. De mens is in principe een vals, intolerant, leugenachtig en zelfzuchtig wezen dat zichzelf graag op de borst klopt en iedereen beschuldigd van waar het zelf schuldig aan is, je kunt alles interpreteren op basis van goodwill, maar vaak gebeurt dat naar gelang de kwade kanten van de mens.
      Je kunt dan eeuwig discussies opzetten over het systeem dat niet goed zou zijn, maar het probleem ligt in de natuur van de mens.

    • De menselijke geest is ook complex, en vooral leugenachtig. Alle het gelul over seksuele vrijheid vindt grotendeel zijn oorsprong in lieden die zichzelf op de borst kloppen over hun ruimdenkendheid, aangespoord en gemanipuleerd door een gigantische propagandamachine. Dus de hele zaak gaat door voor tolerantie, waarachter de verhulde waarheid ‘ik ben ruimdenkender en meer tolerant dan jij’. Die leugenachtigheid komt dan vanzelf naar boven drijven als blijkt dat de LGBTI beweging een van meest venijnige intolerante beweging is geworden die alle tegenstanders agressief uitrookt, en men via de overheid de zaak overal door wil drukken.

      Een ander voorbeeld is het stierenvechten, als je daar tegen bent dan hoor je bij de zogenaamde verlichte mens, men kliekt dan allemaal samen in het collectieve zichzelf op de borst kloppen als verlichte mens. Ondertussen is grotendeels selectieve verontwaardiging en de venijnige neiging om anderen iets te verbieden, en het jezelf op de borst kunnen kloppen, de ware psychologische grond.
      De mens die al teveel de wereld wil verbeteren wordt al heel gauw een leugenaar, in een collectieve psychose van leugenachtigheid.

      • Ik snap op zich wat Johannes bedoelt

        Woke en progressief kan heel belerend en intolerant zijn en het gaat vaak uit van “beter zijn” dan andere mensen

        Maar in de kern ben ik wel gewoon voor gays. En lesbiennes

        Het hele trans gedoe vind ik een ander onderwerp, vind ik stekeliger

      • Volgens mij is er niemand die reageert die het artikel, de principes van artikel 1, de geschiedenis van dat artikel, en hoe het momenteel wordt misbruikt, begrepen heeft.

      • Maar of dat onder de term “kapen” valt vraag ik mij af. Je moet om je gelijk te kunnen krijgen toch nog altijd langs de rechter. Kapers gaan niet bij de rechter langs. Die doen. Rechters hebben zich te houden aan de wet. Veel disciminatieclaims worden gebaseerd op verdragen. Misschien zelfs wel alle inmiddels. Omdat die wat men noemt horizontale werking hebben. Onze grondwet heeft slechts verticale werking. De overheid mag niet discrimineren.

  3. Dat het probleem ligt bij de mens ben ik met je eens. waar anders? Als mensen zich wisten te gedragen, waren wetten overbodig. Dat met wetten geen perfecte samenleving, wat die ook moge zijn, te scheppen valt, hoeft geen betoog. Dan maar niets doen? Met wetgeving schep je een zekere duidelijkheid, je weet (zo ongeveer) waar je je aan te houden hebt, waar je staat, waar je aanspraak op kan maken. Meer niet. Ik verwacht er ook niet zoveel van, evenmin van mijn medemens. Ik rommel mij door het leven. Dat is het. Maar als iemand iets roept als “Notabene de ‘liberalen’ kapen het gelijkheidsbeginsel om hun ideologie aan de hele samenleving op te leggen.” vraag ik mij af hoe die uitspraak past in het wettelijk kader, hoe gebrekkig ook. Uit belangstelling. Meer niet.

    • ” hoe die uitspraak past in het wettelijk kader”

      Ik snap ‘m niet.

      • Het gelijkheidsbeginsel houdt een gedragsregel in voor de overheid van welke kleur ook. Die regel bestaat al heel lang. En nu ineens zouden liberalen die gekaapt hebben. Is er een grondwetswijziging geweest? Hoe heeft het kunnen gebeuren dat er een meerderheid voor was?

      • Gelijkheidsbeginsel zegt ook “in gelijke gevallen”. Gevallen zijn bijna nooit gelijk. Althans dat zullen ambtenaren/juristen altijd aanvoeren. Met andere woorden dit beginsel is vermoedelijk niet meer dan holle semantiek. Als dit beginsel te kapen was geweest, hadden socialisten dat vermoedelijk al lang gedaan. Het is niet te kapen. Evenmin zal een overheid zich er veel van aan gelegen liggen. Immers wat zijn gelijke gevallen.

      • Bertuz,

        Dat wordt een lange zit om met voorbeelden uit te leggen hoe dat ‘kapen’ werkt. Dat zal een beetje teveel worden.

        Hier is een link van Andreas Kinneging

        https://www.youtube.com/watch?v=lTI6YmtQOis

        In de basis gaat het om het opdringen van liberale/progressieve agenda’s onder de noemer diversiteit. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het gelijkheidsbeginsel en natuurlijk beschuldigingen van ‘discriminatie’, en het uitbreiden van artikel één met de progressieve agenda’s.

        In eerste instantie geldt het principe voor de overheid en dus ook sociale organisaties. Dat wordt via allerlei sluipwegen en druk uitgebreid naar kerkelijke organisaties, commerciële organisaties en andere private organisaties.

        Bijvoorbeeld (uit het artikel):

        “Het is in strijd met onze rechtsbeginselen als iemand als sollicitant of werknemer in het onderwijs afgewezen wordt om zijn/haar seksuele gerichtheid, en daarom op een school niet welkom zou zijn.”

      • Bertuz,

        Een van de duizenden voorbeelden:

        https://www.mensenrechten.nl/themas/discriminatie-en-gelijke-behandeling

        Onderstaand (zie quote) probeert men het uit te breiden naar het private domein en de publieke sfeer. Men gebruikt daar ook een psychologische truc, door steeds het woord ‘discriminatie’ te gebruiken, wat psychologisch gezien een aanklacht is: degenen die discrimineren zijn fout, dat dient er voor om deugdzaamheidssignaleren te promoten. Door dit overal te propageren, en zo druk uit te oefenen, wordt het artikel door steeds meer mensen geïnterpreteerd zoals de liberalen/progressieven dat willen. In feit is het een grootschalige brainwashing campagne, ook op internationaal niveau, en gesponsord door de usual suspects.

        “Toch komt discriminatie nog op veel terreinen in onze samenleving voor. Op het werk, op de sportvereniging en op school maar ook tijdens het uitgaan of op straat. Mensen kunnen om verschillende redenen worden gediscrimineerd, om hun afkomst of leeftijd, maar ook om hun seksuele geaardheid, geslacht of godsdienst. discriminatie anders ervaart. “

      • Dus, ‘hoe past dat in het wettelijk kader’.

        Door het uitbreiden van artikel 1, (naar gelang het land, want het gebeurt overal). Boven op dat artikel wordt dan meer ‘antidisciriminatie’ wetgeving gemaakt dat zich uitstrekt over alle sferen in de samenleving. Vervolgens worden de geesten dan door een storm aan propaganda rijp gemaakt om de wet zo te gaan begrijpen.

        De oorspronkelijke geest van het gelijkheidsbeginsel ging (ook voornamelijk) om het tegengaan van de standenmaatschappij met haar rigide systeem van privileges. De geestelijke interpretatie daarvan is allang veranderd naar de psychologie van de aanklacht van discriminatie, en via die psychologie wordt het gemaakt tot een fijnmazig web dat zich over de hele samenleving uitstrekt. Onder de noemer discriminatie kan men dan vervolgens alles hangen wat in een progressieve agenda past.

      • Maar of dat onder de term “kapen” valt vraag ik mij af. Je moet om je gelijk te kunnen krijgen toch nog altijd langs de rechter. Kapers gaan niet bij de rechter langs. Die doen. Rechters hebben zich te houden aan de wet. Veel disciminatieclaims worden gebaseerd op verdragen. Misschien zelfs wel alle inmiddels. Omdat die wat men noemt horizontale werking hebben. Onze grondwet heeft slechts verticale werking. De overheid mag niet discrimineren.

      • Zie mijn reactie van vandaag. Aleen door buiten wettelijke kaders te treden, valt de redenering te maken. Daarbinnen niet volgens mij. Door van “kapen” te spreken, treed je buiten die kaders. Een kaper doet dat. Maar procederende burger niet. Die gaan langs een rechter. Geeft een rechter een oordeel waar je het niet mee eens bent, ga je in beroep. Van mij mag iemand beweren dat 4+3 8 is, en geen negen, maar het wordt toch fout gerekend. Immers het is 7.

      • Ik denk toch dat je de zaak niet begrijpt, inzicht hebt in de schreven situatie. Kapen refereert aan het kapen van het gelijkheidsbeginsel, het beginsel dat historisch het product was van een bepaalde geest, en overgenomen wordt door lieden met een andere geest. ‘Wettelijke kaders’, de wet bestaat in deze uit een paar simpele regels die worden geïnterpreteerd volgens een bepaalde geest, een ‘andere’ geest kan die wet ‘kapen’ en anders interpreteren, dat wordt dan het nieuwe ‘wettelijke kader’. Kapen houdt ook in dat er van een substantiële verandering sprake is in de zin van ‘geestelijk eigendom’, en dat er van bedenkelijke forcering sprake is.
        Dit wordt overigens allemaal uitgelegd in het artikel.

      • Gelijkheidsbeginsel valt niet te kapen. Niet door liberalen, niet door conservatieven of wie ook. Is naar zijn aard onmogelijk.

      • Men probeert het gelijkheidsbeginsel uit te breiden naar de private sfeer. Daar zijn talloze voorbeelden van, je bent simpelweg niet op de hoogte. Dat kan ook alleen al via psychologie, via dreigen, waar men dan het zekere voor het onzekere neemt.

        Hier een voorbeeld:

        http://deanderekrant.nl/nieuws/grote-groep-kinderen-wordt-uitgesloten-van-deelname-aan-de-maatschappij-2024-06-26

        Men doet melding van discriminatie, maar het gaat om een private organisatie.

        Alles is een kwestie van interpretatie, en er zijn steeds achterdeuren. NIKS is naar de aarde onmogelijk, omdat de aard een kwestie van interpretatie is. Alleen wiskunde is waterdicht.

      • “Volgens oud-advocaat Frank Stadermann gaat het in dat geval bij wet niet om discrimineren. “Niet gediscrimineerd worden is een grondrecht. Grondrechten zijn bedoeld om ons te beschermen tegenover de overheid, die ons niet mag discrimineren. Ik als burger mag dat tot op zekere hoogte wel.”

        Tot op zekere hoogte? daar heb je het al.

    • “Als mensen zich wisten te gedragen, waren wetten overbodig.”

      Goeddeels maar niet helemaal. Wat eigendom betreft bijvoorbeeld kunnen er ook bij de grootste welwillendheid misverstanden of onduidelijkheden ontstaan waar door tussenkomst van een derde partij uitsluitsel moet worden geboden. Of je links of rechts rijd is ook wel handig om dat collectief vast te stellen.

      Een groot probleem van collectiviteit is dat een individu zelfinzicht kan hebben, maar het zelfinzicht van het collectief is altijd op een lager dan wel infantiel niveau.
      Een individu kan bijvoorbeeld weigeren om zogenaamde hatespeech te rapporteren, omdat hij zelfinzicht heeft en inziet dat het aangeven en dus willen verbieden van hatespeech het product is van zijn eigen intolerantie en haat voor de mening van een ander.
      Maar als dat soort praktijken collectief wordt gepropageerd, dan wordt de mogelijkheid van elk individu om eens goed naar de eigen verborgen motivatie te kijken geblokkeerd of gemanipuleerd omdat het collectief wordt gelegitimeerd. Dat soort mensen halen dan hun motivatie uit de goede schijn van het collectief, en leren zo geen zelfinzicht te krijgen, en worden nog meer gemotiveerd tot intolerantie onder het mom van tolerantie.
      Goed-doen, wereldverbeteren, wordt als het wordt overdreven dus een aanjager voor collectieve hypocrisie, inmiddels een collectieve psychose van zelfbedrog.

  4. “Het verbod op discriminatie door burgers is sowieso iets doortrapts. ”

    Het regelmatig overgaan tot het woord discriminatie is doortrapt, het woord gelijkheidsbeginsel is gesteld vanuit een positieve welwillende geest, het woord discriminatie is geboren uit de beschuldigende geest, vanuit een kinderachtige geest, of democratische kindercrèche geest, haha… Aan het woord discriminatie kleeft nu ook een emotioneel dwingende beschuldigende lading van de emo-demos.

  5. “Het ziet er naar uit, dat de bovenstaande linksdenkende, gecastreerde “watjes” uit de L.P. hebben gesproken, hoe het allemaal precies moet in hun wereld.” (May God Help Us All).

    H.G. vanuit de kapitalistische hoek v/d L.P.

  6. De doper is een trieste braakbal die bij gebrek aan vrienden de vrijspreker onderkotst met zijn infantiele gebral en zichzelf graag voordoet als intellectueel maar niet verder komt dan een irritante pisvlek. Lachwekkend stuk stront.

    • Graftak

      Wat een akelige reactie van je

      Johannes is een filosoof (waarschijnlijk) die dit forum gebruikt voor zijn vak

      Defend Johannes

      • Een blinde kan zien, deze lachwekkende “bromance” tussen deze twee.

        Waarom geen rendezvous op het tweede perron onder de klok, Centraal Station A`dam, op de volgende zondag om 1 uur, herkenbaar met een bosje rooie (je favorite kleur) bloemen, en heb een fijn leven samen.

        Het is gewoon grappig: De ene leest iets wat hij niet begrijpt, zijn verstand vertaalt het in iets, zo dat hij wel kan begrijpen. Hij schrijft een opinie over iets wat hij niet begrijpt. Wat is natuurlijk verkeerd, en die andere denkt dat het fantastisch is..

        Elke wachtkamer van een psychiater zit vol met die mensen, die opeens hun leven niet begrijpen, en doelloos rondlopen naar antwoorden te zoeken, omdat ze al die vragen van het leven niet meer begrijpen..

      • Nog zo’n stuk stront die lulletje ratio in zijn kont blijft naaien, het lijkt smoelenboek wel wat ook bol staat van de debielen.
        Wat een trieste afgang van het libertarisme.
        Geen wonder dat iedereen de niet al te snuggere irritante oude mannen uitkotst.

Comments are closed.