Het regeerakkoord staat er vol van; zekerheid. De mens heeft een natuurlijke behoefte aan zekerheid van veiligheid, werk, gezondheid etc. Echter, mag de één zijn zekerheid ten koste gaan van de ander zijn vrijheid? Neen! Vrijheid zou gepaard gaan met onzekerheden; wellicht, maar de zekerheden waarmee gevangenschap gepaard gaat, zijn vele malen erger.
Schending van onze privacy ten behoeve van de veiligheid zou ons meer zekerheid moeten bieden: klopt, de zekerheid dat ik geen persoonlijke levenssfeer meer heb. Blauw op straat moet mij veiligheid en dus zekerheid bieden. Deze zekerheid is tweeledig; enerzijds heb ik de zekerheid dat ik niet optimaal gebruik kan maken van mijn natuurrechten omdat hier sancties van het blauw op staan, anderzijds heb ik de zekerheid dat, wanneer ik een persoonlijke beveiligingsdienst zou hebben, mijn geld een stuk beter besteed zou zijn.
Opgedwongen zekerheid biedt dus de zekerheid dat het beter kan als je het individueel aanpakt en de zekerheid dat met deze zekerheid grote beperkingen kijken komen.
Men wil zeker zijn van werk. Daarom hebben wij in Nederland een grote ontslagbescherming en sociale ‘zekerheid’. Echter, in landen waar men geen of nauwelijks ontslagbescherming kent, is de zekerheidsbelevenis van de werknemer vijf keer groter dan in landen mét ontslagbescherming. Afhankelijkheid van de staat, staat dus toch niet zo’n hoog op het burgerlijke verlanglijstje van zekerheden. De zekerheid van vrijheid staat echter wél hoog aangeschreven op het verlanglijstje. En man! Wat zal ik spelen als een kind na pakjesavond, wanneer dat verlanglijstje gehonoreerd wordt.
Ik kan wel zeker zijn dat de staat mij van één of ander walgelijke Melkertbaan voorziet als ik mijn baan verlies maar ik ben liever verzekerd van mijn eigen vermogen opnieuw werk te vinden. De grootste zekerheid is intrinsiek. Gebrek aan zelfvertrouwen is dan ook al sinds jaar en dag de motor van het collectivisme. Enkel hiermee wordt de dwangmatigheid van de staat gelegitimeerd maar niet geoorloofd. Als de burger niet zo weinig vertrouwen had in de eigen overlevingskracht, had de staat nooit de walgelijke pretentie kunnen hebben, oudertje te mogen spelen.
Dat de grootste zekerheid per definitie intrinsiek is, is vanzelfsprekend.
Zekerheid door middel van afhankelijkheid is tevens de grootste onzekerheid. Als ik afhankelijk ben van anderen om in mijn behoeftes te voorzien, ben ik afhankelijk van factoren waar ik totaal geen controle over heb. Ik kan dus niet zeker zijn van hun handelen en van de voorziening in mijn behoeftes. Afhankelijkheid van anderen, van de regering of het collectief is niet alleen laakbaar maar is zowaar een bron van onzekerheid. Het handelen van andere mensen kan enkel op empirische grond voorspeld worden. M.a.w.: ik kan verwachten dat anderen mij voedsel geven omdat zij dit tot nog toe altijd hebben gedaan. Probleem met empirische voorspellingen: in het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst!
Dit alles staat in schril contrast met intrinsieke zekerheid. Ik hoef mij niet af te vragen of ik mijzelf nog wel van voedsel zal voorzien ondanks het feit dat ik dit in het verleden altijd al gedaan heb. Ik KIES ervoor mijzelf van voedsel te voorzien. De zekerheid dat ik die keuze kan maken, is dus vele malen groter dan de afhankelijkheid van andermans keuze.
Nu zou een vervent collectivist kunnen aanvoeren dat ook handel, de grootste peiler van het kapitalisme, afhankelijk is van de keuze van andere mensen. Als ik mijn voedsel wil kopen van Pietje, heb ik niet de zekerheid dat Pietje mij het eten zal verkopen. Of toch wel?
Wel dus! Pietje moet namelijk ook zijn spulletjes kunnen komen, hij heeft een handelsmotivatie die mij een bijna even grote zekerheid biedt als mijn eigen intrinsieke zekerheid. De afhankelijkheid die handel heeft, is wezenlijk verschillend eenzijdige afhankelijkheid, dit is zogeheten ‘interdependance’. Ik ben om te handelen, binnen een kapitalistische samenleving, afhankelijk van een anders afhankelijkheid om te handelen. Resultaat: handel!
In een situatie van eenzijdige afhankelijkheid is er weinig reden voor de ‘gever’ om de ‘looters and moochers’ de vruchten van zijn arbeid aan te bieden. Als hij dit doet, doet hij dit met volstrekte willekeur. Omdat de afhankelijkheid van andermans liefdadigheid in absolute zin totaal géén zekerheid biedt, zijn de ‘looters and moochers’ echter met ‘alternatieve verzekeringen’ gekomen. Deze alternatieve verzekering kan noodgedwongen maar één vorm aannemen.
Resultaat: geweld!
Zelfs vaderschap is niet langer zeker.
Meisjes, verzeker u tegen de overheid.
Koning Albert II ontkent vaderschap
http://www.standaard.be/Art…
Koning Albert heeft in de kersttoespraak van 1999 naar zijn vroegere huwelijksproblemen verwezen, maar hij heeft nooit erkend dat Delphine zijn dochter is. In een gesprek met Delphine ontkende hij het zelfs, zegt haar moeder. ‘Dat was een vreselijke klap voor haar. Delphine heeft zich nadien helemaal moeten heropbouwen. Dat is haar enkel gelukt omdat ze zo’n opmerkelijke persoonlijkheid heeft.’
Ik ben helemaal niet koningsgezind maar dit vind ik pure commedia del arte (niet op de spelling letten). Eén simpele vraag: waarom is Delphine B. verhuist van een chique wijk in Londen naar Brussel? Naar eigen zeggen omdat ze Brussel een fantastische stad zou vinden. ROFL.
Comments are closed.