Niemand heeft mijn opdracht behoorlijk vervuld.

En niemand heeft vooralsnog een andere geldige aanspraak kunnen maken op mijn hoofd.

Hiermee geef ik meteen de kern weer van de rechtstheorie die naar mijn oordeel voorlopig de enige aanvaardbare rechtstheorie is.



Vrije wil

Die rechtstheorie is gebaseerd op de feitelijke vaststelling dat sommige wezens een vrije wil hebben. Wat is een vrije wil? Het betekent geenszins dat men vrij is te doen wat men wil. Ook in een dwangbuis beschikt een mens nog over een vrije wil. Het betekent ook niet dat je geen neigingen of behoeftes hebt om iets anders te doen dan hetgeen je uiteindelijk beslist te doen. Vrije wil betekent alleen dat je kan handelen zonder dat jouw handeling veroorzaakt wordt in een voorafgaande fysieke gebeurtenis. Determinisme betekent dat er een ononderbroken keten van causaliteit bestaat, die gebeurtenis aan gebeurtenis verbindt, en die zich uitstrekt in het verleden en de toekomst. Daarom betekent vrije wil alleen dat personen een nieuwe keten van causaliteit kunnen initiëren. Anders gezegd, met vrije wil kan je een fysieke zaak veranderen, zonder dat die verandering veroorzaakt is, volgens een natuurwet, door een eerdere gebeurtenis, of m.a.w. een fysieke gebeurtenis zonder een fysieke oorzaak. Hoe dit mogelijk is blijft voorlopig nog niet uitgemaakt, maar het mechanisme verklaren is niet noodzakelijk om de feitelijke vaststelling te gebruiken als premisse voor onze rechtstheorie.

Een fysieke zaak kan of materie of energie zijn. Dit zijn verschillende vormen van dezelfde zaak en kunnen samen “matergie” genoemd worden. Een fysieke gebeurtenis is een verandering in een fysieke zaak. Fysieke zaken en gebeurtenissen verschillen van onfysieke hierin dat de fysieke meetbaar, wetenschappelijk verifieerbaar zijn.

Welk bewijs hebben we voor de vaststelling dat wij uit vrije wil kunnen handelen? Een eerste bewijs krijgen we uit zelfbeschouwing – je weet dat je een vrije wil hebt omdat je je eigen daden kan beschouwen. Wanneer je een handgeschakelde wagen bestuurt, dan weet je dat je zonder erbij na te denken kan schakelen. Je spieren werken deterministisch, zonder bewuste beslissing van jou om een beweging te maken. Maar als je je moet concentreren en beslissen welke kant je op wil, dan handel je uit vrije wil. Ook conceptuele kennis van waar of onwaar is onmogelijk zonder vrije wil. Omdat de mens het onderscheid tussen waar en onwaar kan maken moet hij dus over een vrije wil beschikken.

Rechten deduceren

Hoe kunnen we rechten deduceren uit de vrije wil? Elke vrije wilshandeling impliceert dat de actor de fysieke wereld verandert in een poging om een bepaald doel te verwezenlijken. Dat doel noemen we een “waarde”. Door mijn vingers over een klavier te bewegen om dit stukje te plaatsen hoop ik voor mezelf de waarde te bereiken die vervat ligt in het communiceren van deze ideeën naar de bezoekers van deze website. Een persoon handelt met vrije wil omdat hij de fysieke wereld die hij hoopt te kennen als hij handelt verkiest boven de fysieke wereld die hij denkt te zullen kennen als hij niet handelt. De waarde die wordt nagestreefd kan zo concreet zijn als het oppakken van een poes of zo vaag als het “gelukkig zijn”. Door een handeling te stellen ten aanzien van een fysieke zaak maakt de actor een aanspraak op die zaak om haar te gebruiken om een bepaalde waarde te bereiken. Hij zegt: “Ik eis het recht op om deze zaak te gebruiken om voor mezelf een waarde te realiseren.” Bijvoorbeeld, wanneer hij een dier doodt om het op te eten dan gebruikt hij het dier om een waarde te realiseren, nl. het stillen van zijn honger.

Laat ons beginnen met een situatie waar er vooralsnog geen andere aanspraken op fysieke zaken zijn gemaakt (d.w.z. een situatie zonder vooraf bestaande aanspraken en dus geen vooraf bestaande rechten) en zien hoe het eerste recht verworven kan worden. Stel dat een persoon een aanspraak pretendeert op een fysieke zaak om daar een waarde mee te bereiken. Omdat er geen vooraf bestaande aanspraken of rechten zijn kan deze eerste aanspraak ook niet conflicteren met het gebruik door enig ander persoon van dezelfde fysieke zaak en dus kan geen vooraf bestaand recht geschonden worden.

Veronderstel nu dat een tweede persoon voorbijkomt en dezelfde fysieke zaak wil gebruiken op een wijze die de eerste persoon verhindert om zijn waarde te bereiken – hij wil bijvoorbeeld hetzelfde dier opeten. De tweede persoon pretendeert dus ook een aanspraak, maar ditmaal conflicteert de aanspraak wel met de aanspraak van de eerste persoon. Wat gebeurt er?

Dit is een goed moment om onze definitie van het concept “recht” te verfijnen. Een recht is een geldige aanspraak op het gebruik van een fysieke zaak. Het gebruik kan gedefinieerd worden als het veranderen van de fysieke zaak of deze zaak tegen verandering beschermen. Met betrekking tot één bepaalde fysieke zaak zijn vele aanspraken tot gebruik mogelijk en als sommige van die gebruikswijzen met elkaar conflicteren hebben we een rechtstheorie nodig die ons vertelt welke aanspraak geldig is en een recht wordt. We moeten dus alleen zien welke aanspraak de geldige is. En dat is eenvoudig – de geldige aanspraak is de aanspraak die niet geannihileerd kan worden door enig geldig argument. De eerste eiser heeft een aanspraak. Als er nooit enige andere aanspraak is gemaakt met betrekking tot dezelfde fysieke zaak dan kan er nooit een geldig argument gevonden worden tegen zijn aanspraak en moet zijn aanspraak dus geldig zijn en een recht genoemd worden.

Stel dat de tweede pretendent de aanspraak van de eerste pretendent wil aanvechten. Om dat te kunnen doen moet de tweede pretendent een geldige argument naar voor brengen waaruit de voorrang van zijn aanspraak op die van de eerste pretendent bewezen wordt. Welke argumenten kan hij naar voor brengen? Aangezien de fysieke zaak geen waarde heeft behalve te worden gebruikt voor het bereiken van een waarde, kunnen we stellen dat de tweede pretendent één argument kan hebben: dat de waarde die hij hoopt te bereiken door de zaak te gebruiken belangrijker is dan de waarde die de eerste pretendent hoopte te bereiken. Zijn waarde is wellicht niet belangrijker voor de eerste pretendent. Anders zou hij zijn aanspraak wel laten varen. Maar de tweede pretendent kan stellen dat zijn waarde belangrijker is voor hemzelf of voor andere personen. Andere argumenten heeft hij niet omdat die allemaal tot hetzelfde argument te herleiden zijn zijn.

Bijvoorbeeld, iemand vindt een nog niet opgeëiste taxusboom en wil deze gebruiken als brandhout. Een tweede persoon wil dezelfde boom gebruiken om er taxol uit te halen om er het medicijn uit te maken dat nodig is voor de behandeling van zijn vrouw’s kanker. Kan de tweede pretendent aantonen dat het genezen van de kanker van zijn vrouw is belangrijker dan een vuur? Neen! Neen! Neen! De belangrijkheid van waarden kan niet worden gemeten. Er is geen eenheid van belangrijkheid. Men kan niet zeggen dat een haadvuur één eenheid van belangrijkheid heeft en kankergenezing 10 eenheden van belangrijkheid. Het enige argument van de tweede pretendent – dat zijn beoogde waarde belangrijker is – faalt. Bijgevolg moet de eerste pretendent een recht hebben.

Dit is hoe we rechten deduceren uit de vrije wil. En, net zoals in Locke’s theorie is het de eerste gebruiker die het recht verwerft. Maar, integenstelling tot Lockes theorie, heeft het recht geen betrekking op de fysieke zaak zelf maar op het gebruik ervan. Er is geen recht op de fysieke zaak zelf, d.w.z. op alle mogelijke gebruikswijzen van de fysieke zaak.

De uitsluiting van anderen heeft enkel betrekking op de gebruikswijzen van anderen die conflicteren met het gebruik van de rechthebbende. De rechthebbende kan andere niet verbieden dezelfde fysieke zaak te gebruiken als daardoor het gebruik van de zaak dat hem in staat stelt zijn waarde te bereiken en waarover hij een recht heeft, niet wordt verhinderd. Omdat het gebruiksrecht altijd slaat op een fysieke zaak, kunnen we zeggen dat het recht aan de zaak “gehecht” is. We kunnen nog steeds zeggen dat we eigenaar zijn van de zaak, maar eigenaarschap sluit niet per se alle andere gebruikers uit of alle andere gebruikswijzen. Uit deze vaststellingen volgt noodzakelijk dat alle eigendom privaat moet zijn omdat eigendomsrecht – de geldige aanspraak op het doelmatig gebruik van een fysieke zaak – volgt uit vrije wil en alleen personen een vrije wil hebben.

Het recht heeft geen betrekking op de waarde die persoon hoopt te bereiken door de fysieke zaak te gebruiken maar alleen op het gebruik met als doel het bereiken van de waarde. Als een persoon bijvoorbeeld ontdekt dat de waarde die hij hoopte te bereiken niet bereikbaar is of dat de waarde niet zo bevredigend is als hij eerst had gedacht, dan verliest hij het recht op het gebruik van de fysieke zaak niet. Joe holt een boom uit om er een kano uit te maken waarmee hij kan gaan vissen. Later blijkt dat er geen vis in de zee is. Daarom gebruikt Joe de kano om ermee naar een eiland te varen om er te gaan jagen. Joe’s recht heeft betrekking op het gebruik van de kano als transportmiddel en hij heeft van dat recht geen afstand gedaan, zelfs al dient het gebruikt nu een andere waarde. Aan de andere kant, stel dat Joe’s kano niet zeewaardig is en hij hem nu als brandhout wil gaan gebruiken. In dit geval doet Joe afstand van zijn eerste recht op het gebruik van de kano als transportmiddel en vestigt hij een nieuw recht. Dit nieuwe recht kan echter alleen geldig gevestigd worden als het niet een ander vooraf bestaand recht schendt. Stel bijvoorbeeld dat Joe aan Bob toestemming heeft gegeven om op de kano schilderingen aan te brengen (hiermee aantonend dat het recht op het vertonen van schilderingen niet noodzakelijk conflicteeert met het recht op het gebruik als transportmiddel). In dit geval kan Joe de kano niet meer gebruiken als brandhout omdat hij daarmee het recht van Bob om zijn schilderingen te tonen schendt.

Tot slot dient te worden opgemerkt dat het de persoon – dit wil zeggen het wezen dat over een vrije wil beschikt – is die het recht heeft, niet zijn lichaam. Het lichaam is een fysieke zaak en heeft geen vrije wil en kan derhalve geen rechten verwerven. Bijgevolg dooft een recht niet uit als het lichaam dat de persoon bewoont dood gaat.

Samenvattend kunnen we stellen dat, om uit vrije wil rechten te deduceren in deze theorie drie basis elementen nodig zijn: (1) fysieke zaken, d.w.z. zaken die geen vrije wil hebben en bijgevolg geen rechten kunnen verwerven of rechten kunnen schenden (2) een entiteit met vrije wil, m.a.w. een persoonlijkheid die rechten kan verwerven en rechten kan schenden, en (3) waarden die de entiteit met vrije wil hoopt te bereiken door de materiële zaken te gebruiken.

Vergelijking met de criteria

Is deze theorie intern consistent? Ja, omdat niemand ooit een recht kan verwerven dat conflicteert met een vooraf bestaand recht, dus rechtsconflicten zijn uitgesloten.

De theorie is ook extern consistent: zij is gebaseerd op een feitelijke premisse waarvan de valsheid niet is aangetoond. Degene die een dissertatie schrijft om aan te tonen dat er geen vrije wil bestaat bewijst door die handeling alleen al zijn ongelijk. Bovendien zijn de gebruikte stellingen en de logische redeneringen wetenschappelijk verifieerbaar. Er wordt geen gebruik gemaakt van Goddelijke machten of andere ficties.

Is deze theorie volledig en universeel? Ja, want zij geldt voor iedereen die vrije wil heeft en alle materiële zaken ongeachte tijd of ruimte.

En hoe zit het met de economische efficiëntie? Een recht slaat alleen op een doelmatig gebruik van een bepaalde materiële zaak. Eigendom heeft niet tot gevolg dat “jouw” zaak niet door anderen kan worden gebruikt zolang dat het andere gebruik het gebruik waar jij recht op hebt niet verhindert. Eenieder kan een recht op “jouw” zaak verwerven om zijn waarden mee te bereiken, zolang dat jij de zaak nog kunt gebruiken om jouw beoogde waarde te bereiken. Bijvoorbeeld: een stuk land kan door een eerste persoon worden gebruikt voor mijnbouw, door een tweede voor jagen, door een derde voor wandelen, vogelobservatie door een vierde, enzovoort. Ieder verwerft een recht dat niet conflicteert met enig vooraf bestaand recht. Bijgevolg wordt het doelmatige gebruik van alle materiële zaken gemaximaliseerd en dus beantwoordt deze theorie aan de vereiste van economische efficiëntie.

Er zijn geen klassen in deze theorie. Er is m.a.w. geen verschil tussen de wijze waarop één persoon een recht verwerft en de wijze waarop alle andere personen hun rechten verwerven. Er bestaan ook geen rechten die bepaalde personen wel en anderen niet kunnen verwerven. Als Bob met een bepaalde handeling (een zaak meenemen zonder toestemming) een recht schendt, dan zelf dezelfde handeling door Joe eveneens een recht schenden. Kinderen zijn geen aparte klasse – zij verwerven rechten op dezelfde wijze als andere personen. Overheidsbeambten zijn evenmin een aparte klasse. Zelfs de doden zijn geen aparte klasse, al zulle zij om evidente redenen altijd vertegenwoordigd moeten worden. Nog een stap verder: als het denkbaar zou zijn om een robot met vrije wil te creëren, dan zal de rechtstheorie verder gewoon van toepassing blijven. Als de schepper van die entiteit aan de robot eigendomsrecht verleent over de materie waaruit hij is geschapen, dan ontstaat en nieuwe rechtendragende persoon.

In deze theorie is het mogelijk om moedwillige schendingen van rechten strenger te vergelden dat ongelukken. Omdat kinderen hun rechten gradueel verwerven kunnen zij normaal gesproken geen rechten verwerven die ongepast zijn voor het graad van maturiteit.

De theorie is mijns inziens vrij helder. Ongetwijfeld zullen in de storm aan vertwijfelde – en dus collectivistische – reacties, die naar alle waarschijnlijkheid zullen loskomen, een aantal ambiguïteiten aan het licht komen. Ik hoop dat we met z’n allen kunnen denken en zoeken naar mogelijke oplossingen daarvoor. Maar in ieder geval is de theorie voldoende concreet om rechten te kunnen bepalen en conflicten over de geldigheid van aanspraken mee op te lossen.

Aangezien de theorie niet afhankelijk is van de wil van enige machthebber is zij ook niet arbitrair.

In deze theorie kan je door het leven gaan zonder ooit iets aan een ander verschuldigd te zijn tenzij je met een verplichting hebt ingestemd. Niemand kan zeggen: “omdat je bestaat heb je bepaalde verplichtingen jegens anderen” zoals de verplichting om hen te verdedigen (de dienstplicht) of hen te verzorgen (redistributieve taxatie). Je bent natuurlijk vrij om verbintenissen aan te gaan, maar zij kunnen niet worden opgelegd zonder instemming – je bent geen stuk vee dat door anderen gebruikt kan worden. Deze theorie vereist volle instemming – geen niet-consensuele relaties zijn toegelaten. Niemand, zelfs geen misdadiger, kan zijn rechten verliezen zonder zijn toestemming.

Is de theorie implementeerbaar? Ik denk van wel. Tientallen grote libertarische denkers hebben al boeken volgeschreven over hoe een libertarische samenleving kan functioneren. Deze theorie, die 100% libertarisch is, kan op dezelfde wijze op implementeerbaarheid worden beoordeeld. Ik neem mij voor om de verschillende aspecten en implicaties van de theorie in volgende stukjes verder toe te lichten.

Is er nog iemand die beweert dat hij geldig mijn hoofd kan claimen? Dat hij nu opstaat of voor eeuwig zwijgt.

134 REACTIES

  1. Houdt de maaimachine in de gaten als je het hoofd boven het mais uitsteekt…

  2. Dat laatste zinnetje zei Johan van Oldenbarnevelt ook nog voor zijn hoofd in het mandje viel.

    Maarja, dat was zo 1619.

  3. Waar heb je die definitie voor vrije wil gehaald Arjen? Petje af als die van jezelf komt, ik vind ze erg boeiend.

  4. "Het enige argument van de tweede pretendent – dat zijn beoogde waarde belangrijker is – faalt. Bijgevolg moet de eerste pretendent een recht hebben."

    Een aanspraak is een aanspraak. doet er niet toe hoe belangerijk de aanspraak is noch wie de aanspraak het eerst doet. Het conflict blijft. Zeggen dat aanspraak geldig is omdat je de eerste bent is volstrekt willekeurig.

    "Aangezien de theorie niet afhankelijk is van de wil van enige machthebber is zij ook niet arbitrair."

    De implementatie is afhankelijk van macht(hebbers) en dat is alles wat telt. Zeker voor mensen die het niet eens zijn met deze theorie.

    "Ongetwijfeld zullen in de storm aan vertwijfelde – en dus collectivistische – reacties, die naar alle waarschijnlijkheid zullen loskomen…"

    Goh, nooit geweten dat ik een collectivist was. Bedankt Arjen!

  5. Ik zou bijna vragen of Arjen geen last heeft van winderigheid. Zoveel moeilijke lucht, die wat platheid oplevert.
    We lezen hier een beschrijving van een situatie van eigendom, die tevens zo zou moeten zijn.

    Robinson Crusoe heeft een vrij wil.
    Hoezo? Wel, hij kan de fysieke toestand op het eiland veranderen, onafhankelijk van de invloed van materie of energie (laten we zijn hersensubstantie even buiten beschouwing).
    Maar, meer nog, hij kan, zelfreflecterend, besluiten tot wel of niet veranderen.
    Akkoord.
    Hij beziet de bomen. Niet van hem, geen recht erop.
    Hij wil die bomen gebruiken, voor een hut.
    Daarmee heeft hij het recht op die bomen verworven.
    Zou Vrijdag die bomen ook willen, voor een boot: TE LAAT!
    De eerste die in die bomen een nuttig gebruik ziet, heeft daarmee vanzelf het eerste recht.
    Want elk ander argument van Vrijdag, is gewoon niet geldig, omdat er geen schaal bestaat om die geldigheid aan af te meten.
    Wie het eerst komt, die het eerst maalt: hij is daarmee de eerste rechtmatige eigenaar, vanwege zijn vrije wil, die hem een nuttig gebruik van de bomen liet zien.
    Simple as that.

    Men zet z’n tanden erin, maar bijt in een suikerspin.

  6. Ik heb toch wel een aantal vraagtekens bij deze theorie.

    Wat is "vrije wil"? Iedere "wil" heeft een daaraan ten grondslag liggende emotie, die volgens de meest recente wetenschap een fysieke basis heeft in de hersenen en wordt bepaald door genen en omgeving. Weliswaar is dat met al die miljarden neuronen en ontelbare beïnvloedingsfactoren niet langer deterministisch te bepalen, en gedraagt het zich als een relatief onvoorspelbaar complex en chaotisch systeem, maar hoe "vrij" is de wil van een mens dan? Geen enkel mens handelt tegen zijn eigen gevoelens in. Als jij graag een snoepje wil eten, doe je dat. Je kunt misschien anders handelen door te bepalen dat je gezondheid voorgaat, maar dan nog handel je omdat dan kennelijk de wens tot gezondheid zwaarder weegt dan de wens tot eten. En omgekeerd kan ook, afhankelijk van welke emotie het sterkste is.

    Je kunt dus niet een nieuwe keten van causaliteit starten, geheel los van de eerdere keten van causaliteit. Ook als ik een pistool tegen jouw hoofd zet, en je verbiedt dat snoepje te eten, bepaalt jouw overlevingsemotie dat je besluit om het genot van het snoepje dan maar even laat. Of je geeft emotioneel meer om het principe van vrijheid of het genot van het snoepen, en waagt het erop. Nog altijd handel je alleen volgens je eigen emoties. Maar of je dat "vrije wil" kunt noemen?

    Als we dat voor het gemak als "vrije wil" bestempelen, hoeveel vrijer is die dan vergeleken met een dier, dat ook emoties heeft en op basis daarvan handelt? Heeft zo’n dier dan ook "vrije wil" en daarom een claim op het gras dat hij wil eten? Heeft een olifant recht op een bos omdat zijn instinct hem ertoe beweegt dat eens lekker te gaan ontwortelen? Hoe maak je het onderscheid tussen een kind, een geestelijk gehandicapte, een chimpanzee of een "volwassen" mens? Ook die voornoemden hebben een eigen wil, hoe vrij of onvrij dan ook. Dat ze niet hetzelfde berekeningsvermogen hebben doet niets af aan de wil. Bij welk IQ ligt dan het punt waarop iemand een "vrije wil" heeft i.p.v. een "automaatje"?

    En waarom is het onderscheid kunnen maken tussen "waar" en "onwaar" een bewijs voor vrije wil? Een koe kan ook waarnemen wat een grasspriet is en wat schrikdraad. Daarbij vertrouwt ze op haar zintuigen en haar eventuele beperkte vermogen tot redeneren, net als een mens. Dat een volwassen mens waarschijnlijk een sterkere "zintuiglijke gegevensverwerking" heeft, is nog geen bewijs van vrije wil, lijkt me.

    Verder is, zoals Jorge en Beek al aangeven, het arbitrair om te bepalen dat een aanspraak alleen geldig is vanuit het idee dat iemand de eerste was die de aanspraak deed. Als ik overal op deze wereld 5 minuten eerder kom dan een ander, of eerder de vereiste hoeveelheid bewustzijn bereik die daarvoor nodig is, kan ik de hele planeet claimen onder het motto dat het aan mijn wens tot ruimte en onverstoord natuurgebied voldoet. De ander kan daar dan niets aan doen, want mijn claim is belangrijker, puur omdat die eerder was. Zijn gebruikswijze conflicteert dan altijd, omdat hij mijn wens om de hele planeet ongestoord te kunnen doorkruizen, zonder dat deze wordt veranderd, verstoort met iedere mogelijke handeling. En dan is er nog een vraag: Hoe "maak" je zo’n eerste claim? Moet je de fysieke zaak in kwestie werkelijk in gebruik hebben genomen of veranderd, of is puur het uiten van de woorden: "Ik claim dit ding voor dat en dat doel", voldoende?

    Zie deel 2:

  7. [7]
    Deel 2:

    Ik zou het ook niet zo vreemd vinden als een man die zijn vrouw wil redden van kanker die ander onder dreiging van geweld de taxus uit de handen rukt en verder maling heeft aan diens "eerste claim". Hoewel ik aan de andere kant, zeker als hij zelf de moeite heeft gedaan om de taxus te kweken en deze niet zomaar in de natuur gevonden heeft, me kan voorstellen dat hij die claim verdedigt of op z’n minst compensatie voor gedane moeite wil hebben. Bovendien zou ik me toch kunnen voorstellen, hoewel ik het eens ben dat het nogal lastig is om "waarde" te meten behalve door vrije marktprijzen, dat die ander het gebruik van een taxus voor kankerbestrijding ook hoger waardeert dan als brandhout, wanneer de rollen omgedraaid zouden zijn.

    Dan vind ik ook het idee dat vrije wil over het graf heen gaat, vrij bizar. Met het lichaam sterft ook iedere mogelijke vrije of onvrije wil. Tenzij je in zielen of geesten gelooft, maar dat moet je dan eerst bewijzen en aantonen waarom die recht houden op fysieke zaken die ze niet langer kunnen gebruiken. Zoiets zou in theorie kunnen leiden tot een wereld die voor 100% in "eigendom" is van de doden, zonder dat de eventuele levenden nog enige vrijheid hebben om over enige fysieke zaak op Aarde te beschikken. Bovendien kan zo’n "wil" dan nooit meer ongedaan worden gemaakt. Een overledene die heeft bepaald dat zijn huis voor eeuwig leeg moet blijven staan, kan niet meer overgehaald worden om van gedachten te veranderen.

    Dus ik ben nog niet echt overtuigd:
    -Interne consistentie wordt hier zinledig, want je kunt voor het gekozen "recht van de eerste claim" ieder ander recht invullen en zeggen dat het "feit" dat niemand anders dat recht mag schenden (van wie niet?), dit volgens de regels van dat recht consistent is. Je kunt ook zeggen dat de persoon die het vaakst de hoela danst rondom het object in kwestie het recht daarop verwerft, en dat niemand dat "recht" mag schenden. Dat lijkt me een cirkelredenering.
    -Extern consistent: Ik hoef niet te bewijzen dat vrije wil NIET bestaat. Definiëer eerst maar eens wat vrije wil eigenlijk is, en dan of een mens (of dier?) dat ook heeft. Bovendien blijft dit een "is-ought" val, want waarom maakt vrije wil een recht? De vrije wil van iedere laatkomer bij een reeds geclaimde fysieke zaak doet er toch ook niet meer toe? Waarom dan in het eerste geval wel?
    -Het is me niet echt duidelijk wat met "economische doelmatigheid" bedoeld wordt. Door de definitie van doelmatigheid zo te definiëren, maakt de theorie ervan dat iets economisch doelmatig is wanneer de eerste claimer van een fysieke zaak er het meeste plezier van heeft, en ieder ander eventueel een restje van gebruiksgenot mag hebben als dat er is. De taxol-behoeftige kankerpatiënt zou toch kunnen betwisten of het gebruik van de laatste taxusboom als brandhout nu wel het meest "doelmatig" is.
    -Deze theorie creëert nog steeds klassen: zij die het eerst kwamen en alle ongeclaimde zaken opeisten en zij die (te) laat kwamen.
    -Het is nog steeds arbitrair, want je bepaalt willekeurig dat het principe "Wie het eerst komt, die het eerst maalt" geldt.

    De vrijheid van een persoon is in deze theorie nog steeds afhankelijk van het handelen van anderen. Als anderen als eerste alles claimen, blijft er voor laatkomers weinig over dan theoretisch "recht" op het claimen van ongeclaimde zaken die niet bestaan.

  8. 1) Vrije wil bestaat niet, eigen wil wel.
    2) Je deductie(vrije wil->recht) is dus ongeldig. Als recht bestaat dan is het niet om reden van de vrije wil.
    3) Recht als ‘eerste aanspraak’is arbitrair.
    4) Dat recht als ‘geldig’ verklaren, komt uit de lucht vallen.
    5) Recht dat zijn eigenaar overleeft, leidt tot onbestaanbaarheid van recht: alles is dan al bezit van de vele miljarden doden die ons zijn voorgegaan.
    6) Je valt niet in de ‘is-ought’ valkuil: dat het individu zelf zijn rechten claimt was je enige uitweg. Wat ik je al voorspelde.
    7) NIET in de is-ought valkuil vallen is ook dodelijk. Het maakt je theorie direct subjectief, dus niet universeel of objectief.
    8) En dat zit zo: alles buiten de empirie is mening / persoonlijke voorkeur/ smaak / wensdenken / kunst / poëzie. Buiten de empirie vind je dus de ‘waarden’, dat is nou net wat mensen zoeken. Per individu verschillend, zo persoonlijk als wat.

  9. [9]
    Hoe kunje ‘ought’ vermijden als het om recht gaat? ‘Ought’ is nu juist precies waar het bij recht om draait.
    Als Arjen hier beschrijft hoe het primair is, zegt hij daarmee ook, dat het zo moet zijn. Immers hij formuleert zijn basis voor het recht.

  10. [10] Ja natuurlijk: recht is gehonoreerde wens. Recht regelt gewenst gedrag. En is uiteraard een onderhandelingsresultaat.

    Arjen’s stuk is libertarisch verlangen ten aanzien van ‘eigendom’. En een fraaie demonstratie van ’tot bestaan definieren’, von Munchhausen in actie.

  11. Ik denk dat het hoog tijd wordt dat libertartische theoretici es in gaan zien dat wat zij vinden -dat wat IEDER inINDIVIDU vindt- een OPINIE (!!!) is. Libertariers zijn in mijn ogen erg gevaarlijk ‘engdenkend’ door hun visie als ‘absoluut waar’ ("volledig en universeel") te zien en er dus ABSOLUUT recht aan te ontlenen, zodat ze een instrument in handen hebben waarmee ze anderen "terecht" kunnen dwingen zo te leven als volgens hen de enige juiste of zelfs rechtvaardige wijze is. Want dan is het VOLGENS HEN namelijk geen dwang meer.

    Alleen al het feit dat ik hun absolute kijk op rechtvaaridigheid niet deel is bewijs genoeg dat wat libertariers rechtvaardig vinden niet absoluut rechtvaardig is. Maar ik vrees dat deze gedachte buiten het libertarische blikveld valt omdat ze mijn visie -die er niet is omdat ik lééf- toetsen aan hun eigen dogmatische theorie terwijl ik aan mijn eigen ondoorgrondelijke geweten toets.

    heb 2 kinderen, de één vindt 2 koekjes. Ik vind vandaag toevallig dat ze deze moeten delen, maar morgen misschien niet bijvoorbeeld omdat één van de kinderen even daarvoor tegen me gelogen heeft. Bovendien vind ik dat libertariers met hun absolute theorie niet mogen bepalen of een van de 2 kinderen -of ikzelf- het ‘absoluut rechtvaardige recht’ heeft om te beslissen wie de koekjes krijgt.
    Ik toets niet aan bekrompen regels of dogmatische theorieën maar rechtstreeks aan mijn -immer evoluerende- eigen rechtvaardigheidsgevoel- geweten en inzicht en zal net als ieder ander vaak proberen mijn invloed te gebruiken om deze te laten gelden (bij kinderen gaat dat gelukkig vrij makkelijk ;-)).
    En wat ik vind is mag ik hopen(!) niet in een absolute theorie te vatten: zodra je dat doet en bovendien al je handelingen en alles wat je denkt toetst aan deze theorie in plaats van aan je geweten dan ben je een robot en begrijp je werkelijk helemaal niks van wat LEVEN is.
    Denk dat erkennen dat ieders waarheid -ook de eigen!- niet meer of minder is dan een opinie, de enig mogelijke weg is naar een liberale en solidaire samenleving.
    Maar ja, dat is mijn opinie hè 😉 (En volgens libertartiers zal die wel bewijsbaar "onjuist" zijn / buiten DE Waarheid liggen…?)

  12. [12]
    Het libertarisme begint op deze manier idd totalitaire trekjes te krijgen

  13. Weet het niet, maar kan me ergens voorstellen dat het in die libertarische o-zo-vrijdenkende koppies verdomd benauwend moet zijn steeds te toetsen of wat je denkt en doet en vindt wel ‘mag’ van de libertarische theorie.
    Ik heb daar -als autonoom vrijdenker- gelukkig lekker geen last van 😉

  14. [4] Helaas niet. Om de denkers onder jullie te prikkelen geeft ik voorlopig de auteur niet vrij.

  15. [5] Jorge,

    ad 1 en 2: we geven hier duidelijk een verschillende betekenis aan het woord arbitrair – ik naam de erkenning van een recht arbitrair als het afhankelijk is van wil van iemand anders dan de rechthebbende – jij noemt mijn redenering arbitrair eerder in de zin van "uit de lucht gegrepen" – daartegenover stel ik: bewijs het – het enige bewijs dat je mij kan leveren is dat er een theorie bestaat die iets of iemand anders een hoger recht geeft – doe maar!

    Zeggen dat het alleen om macht gaat – erkenning door de zij die de macht hebben – is,… wel bollocks! Ga eens terug naar het begin. Lees en herlees. Tot je het begrijpt. Het gaat mij niet om macht, het gaat mij recht.

  16. [6] Beekje,

    Please. Lees het nog een keer en onthou je van reacties te spuien voor je het begrijpt. Het zien van de bomen geeft Crusoe geen recht want de bomen zijn niet fysiek veranderd of tegen verandering beschermd. We mogen aannemen dat Crusoe en Vrijdag (bijna) tegelijk op het onbewoonde eiland terecht gekomen zijn en dat Crusoe niet het hele eiland in eigendom heeft verklaard bij het openen van zijn ogen enkele seconden of minuten voor Vrijdag.

    Maar inderdaad. Stel dat Robinson afkomstig was van een eerdere schipbreuk en gedurende enkele maanden of jaren het eilandje heeft verkend en veranderd – of tegen verandering heeft beschermd – dit laatste alleen al door te verklaren dat hij het wil – dan is het eilandje zijn eigendom geworden en is Vrijdag een gast die hij al dan niet de deur kan wijzen. Als Vrijdag toch een recht wil claimen op het eiland – en geen beroep wil doen op macht maar op rede – dan zal hij, desnoods voor een rechter, een hoger recht moeten bewijzen. Hij zal moeten bewijzen dat hij recht op leven heeft, bijvoorbeeld, en Robinson de plicht heeft om hem daarbij te helpen, als Robinson hem terug op zee stuurt ook al is de kans bijzonder groot dat hij het zwemmend niet haalt naar het eerstvolgende onbewoonde eiland. Hij kan het niet. Tenminste niet volgens enige aanvaardbare rechtstheorie die mij bekend is. Hij zal moeten bewijzen dat Robinson hem toestemming heeft gegeven om zijn land te betreden. Of hij zal moeten bewijzen dat God hem dat recht gegeven heeft. Of dat de internationale gemeenschap – van een staat spreken zou in deze redelijk belachelijk zijn – enige hogere aanspraak heeft op het eiland. Bewijs maar. Andermaal verwed ik er mijn hoofd op dat je het niet kunt.

  17. [9] Huub,
    Als je ontkent dat de mens vrije wil heeft dan houdt iedere verdere discussie op. Als je het beestje alleen een andere naam wil geven, dan is je tweede opmerking zonder grond. De rest beschouwen heeft dan ook verder geen zin.

    Beginnen we opnieuw?

  18. [12] Luis,

    Opmerking 1:
    Niets is zo gevaarlijk als polylogisme, ofte ieder zijn waarheid. Lees even mijn eerdere stukje hierover:
    http://www.vrijspreker.nl/v

    Of beter nog, lees Rand of Peikoff zelf. En geloof me, je hoeft geen overtuigd 100% objectivist te zijn om in hun werken zinvolle lering te vinden.

    Opmerking 2:
    Uit je verhaal blijkt dat je recht en moraal verwart. Moraal is subjectief – (natuur)recht niet.

  19. Arjen, ik denk dat je er beter aan doet om in plaats van naar ‘het recht’ es een grondige studie te doen naar je eigen geweten.

    Niets is zo gevaarlijk als jouw waarheid. Ik moet er niet aan denken dat jouw waarheid aan mij opgelegd zou worden.

    Dat jij bewust -omwille van … ja wat eigenlijk, je ‘gevoel’ of sociaal inzicht?- een kankerpatient laat sterven en de creativiteit mist die asociale zak met geweld te dwingen een vervangende hoeveelheid brandhout te accepteren in ruil voor het medicijnhout vind ik nogal triest. Willens en wetens dat buxushout verbranden zal ik nooit kunnen rijmen met mijn geweten, jij blijkbaar wel. Wat gij niet woilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet: wat als het jouw vrouw was? Zou bijna denken dat je een slecht mens bent…? Denk toch es na! Je hebt je intelligentie om creatief te zijn, niet om alles samen te vatten in regels en wetmatigheden en deze als leidraad te gebruiken. Durf te leven!

    Vertrouwen op je geweten en dat van een ander ipv op regels, contracten en ‘wetmatigheden’ is -vind ik- een belangrijk kenmerk van volwassen en prettig met elkaar omgaan (spaar je toevallig paarse krokodillen ? 😉

    recht is ook subjestief, alleen vindt jij en nog een paar anderen van niet. Maar ja dit is en zinloze discussie omdat het een herhaling van zetten wordt.

  20. [18]
    ‘Hij beziet de bomen. Niet van hem. Geen recht erop.’ Ja?
    Je zegt dat hij een aanspraak kan maken op het goed om een waarde te realiseren. Natuurlijk kan hij dat.
    Is hij de eerste, heeft hij geen rechtsconflict.
    Een overrulende tweede aanspraak kan niet, want ‘belangrijker’ kan niet worden aangetoond.
    Eerst komt, eerst maalt. Eigendom. Klaar.
    Gij zult niet stelen.

  21. @ Arjen:

    Wat licht op de zaak zal werpen is dat ik zoiets als ‘natuurrecht’ niet erken. Het is simpelweg een verzinsel, een aanname, een constructie die gefundeerd is op een moeras van opinies. Maar volgens mij erken jij niet dat het om een moeras gaat… Tja, dat is met recht een ‘fundamenteel’ verschil van MENING te noemen 😉

  22. [18]
    Hou toch op met je ‘bewijs het maar’.
    God was toch al verwijderd uit je criteria?
    Rest jou niets anders dan heel hard te roepen ‘Van mij! Mijn recht!’
    Het universele recht wordt gewoon ingevuld vanuit de eigendoms premisse.
    Het recht op leven, moet dat ook al bewezen worden?
    Nee, die hele grote dikke parmantige ballon, daar blijven slechts wat flubbertjes van over.

  23. En wat is dat toch voor rare pre-occupatie van rationalisten met onthoofdingen?

  24. Zonder arogant of gemakzuchtig over te komen: ene Murray N. Rothbard heeft ooit een (voor mij als oa. opgeleid filosoof) overtuigende expositie van ideeën ten aanzien van een objectieve ethiek gemaakt. Een ethiek (en dus politiek en rechtstheorie) die op wetenschappelijke wijze tot stand komt, dwz. via de rede en deductieve logica. Rothbard behandelt ook alternatieve uitgangspunten, methodologie en conceptuele kaders en falsificeert ze (wat mij betreft) erg overtuigend. Ik denk dat het werk van Rothbard erg overeenkomt met het artikel van Arjen. Staat oa. hier: http://www.mises.org/media….

    U hoeft dus niet per se naar Arjen te luisteren, probeer ook eens Rothbard en kom dan nog eens terug met het debunken van Arjen. Wat me overigens een eer lijkt, iedereen die serieus is verdient debunkpogingen van anderen.

  25. [24] [26] Beek. Rothbard spreekt in Ethics of Liberty ook over de reden waarom je religie uit een objectieve ethiek kunt houden. Wat vindt jij daar dan van (inhoudelijk)?

    (Overigens ben ik als overtuigd atheïst van mening dat een monotheïstische morele doctrine best verenigbaar is met een objectieve (libertarische) ethiek, mits de scherpe kantjes er af zijn. Dat is met het christendom vaak wel het geval.)

  26. [12] Je verwerpt dus eigenlijk de deductieve logica, omdat als je de premissen gelooft je de conclusie MOET geloven. Oei, oei wat engdenkend ben je dan wel niet. Maar jij verwerpt de deductieve logica, dus je moet wel voor volstrekte willekeur zijn, of ben je ene gradualist? Zo van, ik verwerp deductieve logica een beetje, maar alleen als het me niet uitkomt. Maar goed even praktisch, die eigendomsrechten hè, die je logisch kunt deduceren uit een objectieve ethiek (waarvan jij het uitgangspunt, methodologie en conceptuele kader verwerpt), in hoeverre houdt het niet-bestaan daarvan in dat ik jou niet de kop mag afhakken naar believen?

    Probleem:
    1. Je moet de objectieve ethiek weerleggen, hoe doe je dat als je deductieve logica, of logica op zichzelf verwerpt?
    2. Als alles een mening/opinie is, dan weerleg je je eigen reactie. Maar hoe dan?

    En serieus. Lees/hoor Rothbard en laat het es bezinken. Iemand gevaarlijk vinden om zijn ideeën die nergens dwang, geweld inhouden vind ik wat ver gaan (qua redelijkheid). Jij niet?

  27. [19] De mens heeft geen vrije wil.
    Dat is geen mening, maar keiharde empirie.
    Jouw deductie, of van wie dan ook, is dus niet geldig. Uit ‘vrije wil’ volgt niks of alles wat je maar wilt.

    Overigens deduceer je ook niet. Zelfs uitgaande van het bestaan van vrije wil, zie ik je redenering niet. Owl wijst daar ook al op hierboven.

    Terwijl je er toch zo dicht bij zit:)
    Rechten zijn niet gestoeld op de vrije wil. Maar op de eigen wil. En dan zie je meteen in dat het de hartenkreet (mét tussen-n) van een individu is.

    (om even positief te blijven, ik ben een warm voorstander van natuurrecht hoor. Mét de kapitalistische implicatie. Ik pretendeer alleen niet dat ik de Universele Waarheid in pacht heb; het is persoonlijke voorkeur. Niks meer en niks minder. Ik geef dat gewoon toe.)

  28. [26]
    Het staat vast dat eigendomsrechten geen natuurwettelijk karakter hebben, om de simpele reden dat ze zeer gemakkelijk door mensen gebroken kunnen worden. Daarom vind ik de onderneming een boek door te ploegen dat het natuurwettelijk karakter van deze ethiek wil aantonen, bij voorbaat een zinloze onderneming.

Comments are closed.